7.2. Voorkomen dat vreemde voorwerpen in het
systeem terechtkomen
Dicht de doorvoeropeningen van de leiding af met stopverf of
isolatiemateriaal (lokaal te voorzien), zoals afgebeeld.
1
Insecten of kleine dieren die in de buitenunit binnendringen kunnen
kortsluiting veroorzaken in de elektriciteitskast.
7.3. Lektest en ontluchten
Na het beëindigen van alle leidingwerkzaamheden en nadat de
buitenunit op de binnenunit is aangesloten, moet u (a) controleren op
lekken in de koelmiddelleiding en (b) vacuümdrogen om alle vocht uit
de koelmiddelleiding te verwijderen.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld regenwater
in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder
beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Algemene richtlijnen
■
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
■
Gebruik een 2-traps vacuümpomp met terugslagklep die tot
–100,7 kPa (5 Torr absoluut, –755 mm Hg) kan vacumeren.
■
Sluit de vacuümpomp aan op zowel de servicepoort van de
gasafsluiter als de vloeistofafsluiter voor een betere efficiëntie.
■
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuüm-
pomp om de installatie te ontluchten. Er wordt geen
extra koelmiddel geleverd voor ontluchting.
■
Zorg ervoor dat de gasafsluiter en vloeistofafsluiter
goed gesloten zijn alvorens over te gaan tot de lektest
of het vacuümdrogen.
Setup
(Zie afbeelding 6)
1
Reduceerventiel
2
Stikstof
3
Sifonsysteem
4
Vacuümpomp
5
Klep A
6
Afsluiter gasleiding
7
Afsluiter vloeistofleiding
8
Servicepoort van afsluiter
9
Vulslang
RRRQ011~016AAV1+Y1
Buitenunit voor lucht-water-warmtepomp
4PW55782-1B
1
Stopverf of isolatiemateriaal
(lokaal te voorzien)
Lektest
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN 378-2.
1
Vacuümlektest
1.1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding tot
–100,7 kPa (5 Torr).
1.2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
1.3 Als
de
druk
stijgt,
vacuümdrogen hieronder) of lekken bevatten.
2
Druklektest
2.1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa
(2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan
de maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0 MPa
(40 bar).
2.2 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle
leidingverbindingen.
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van
bij uw groothandelaar.
Gebruik geen zeepwater, aangezien dit de
flaremoer kan doen barsten (zeepwater kan zout
bevatten, en dit absorbeert vocht, dat kan
bevriezen wanneer de leiding koud wordt), en/of
corrosie
van
veroorzaken (zeepwater kan ammonia bevatten
dat een corrosief effect veroorzaakt tussen de
messing flaremoer en de koperen flare).
2.3 Verwijder alle stikstofgas.
Vacuümdrogen
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1.
Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot –100,7 kPa.
2.
Controleer of de doelwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3.
Als de doelwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet
1 uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
4.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk
van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot al het vocht
verwijderd is.
5.
De afsluiters kunnen nu worden geopend en/of u kunt extra
koelmiddel bijvullen (zie "8.3. Methode voor bijvullen van
koelmiddel" op pagina 13).
Het is mogelijk dat de druk in de koelmiddelleiding niet
stijgt nadat de afsluiter is geopend. Dit kan o.a. te wijten
zijn aan een gesloten expansieklep in het circuit van de
buitenunit, maar stelt geen probleem voor de goede
werking van de unit.
kan
het
systeem
vocht
(zie
de
flareverbindingen
kan
Montagehandleiding
11