2.2
ELEKTRISCHE AANSLUITING
GEVAAR – Risico op elektrocutie
Het is verplicht om een elektrisch beveiligings- en controlepaneel te installeren waarin alle vereiste
elementen en andere aanbevolen elementen zich bevinden, die over het algemeen het volgende bevat:
1.
Een omnipolair uitschakelsysteem (voor alle fasen) met contactopeningen die minstens 3 mm uit
elkaar liggen.
2.
Kortsluit- en overbelastingsbeveiligingen op de motoren:
•
Gebruik een motorbeveiliging met magneto-thermische bescherming.
•
Bescherm de pomp tegen overbelasting met een motorveiligheidsschakelaar.
•
Pas de thermische waarde aan volgens de tabel met thermische beschermers. Voor de ∆-aan-
sluiting (3 x 230 V lichtnet): beschermer met de hoogste aangegeven waarde. Voor de Y-aan-
sluiting (3 x 400 V lichtnet): beschermer met de laagst aangegeven waarde.
•
Sluit de lagere spanning aan op ∆ en de hogere spanning op Y voor spanningsbereiken anders
dan 230/400V; 400/690V.
GEVAAR
•
De elektrische eigenschappen van de beveiligingsinrichtingen en hun regeling moeten
in overeenstemming zijn met die van de te beschermen motoren en met de beoogde
bedrijfsomstandigheden van de motoren, en de instructies van de fabrikant op het typeplaatje op de
motor moeten worden opgevolgd.
•
Plaats de doorverbindingen van de motorwikkelingen op correcte wijze. (Volgens het volgende
schema en wat er op het typeplaatje van de motor staat):
•
De in- en uitgang van geleiders naar en van de aansluitkast moet gebeuren door middel van wartels
die waterdichtheid, afwezigheid van vocht en vuil garanderen. De geleiders moeten voorzien zijn
van geschikte klemmen voor aansluiting op de polen.
Start motor:
Ster-driehoek start
NL
43