VOORZICHTIG Bestuurderscabines zijn van ventilatiesleu-
ven of luchtuitlaatopeningen voorzien. Houd deze beslist vrij om
voldoende ventilatie te waarborgen.
Instructie De lijst met aanwijzingen m.b.t. het kantelgevaar
maakt geen aanspraak op volledigheid.
Veiligheidsinstructies dieselmotoren
GEVAAR Dieselmotor: Gebruik voertuigen met dieselmo-
tor nooit in besloten ruimtes. Gevaar voor vergiftiging: Uitlaat-
gassen niet inademen. Sluit de openingen voor uitlaatgassen
nooit af. Buig niet over de opening voor uitlaatgassen heen.
Raak de uitlaatgasopening niet aan. Blijf beslist uit de buurt
van de aandrijving. Houd rekening met de nalooptijd van de mo-
tor bij het afzetten (3-4 seconden).
Veiligheidsinstructies voor het transport
WAARSCHUWING
Houd rekening met het gewicht van het voertuig om ongevallen
en letsel te voorkomen; zie hoofdstuk Technische gegevens.
Houd rekening met de voertuighoogte bij het transport op een
aanhanger of vrachtwagen en beveilig het voertuig; zie hoofdstuk
Technische gegevens.
Veiligheidsinstructies m.b.t. het onderhoud
Zet de motor af en trek de sleutel uit het contact voor reiniging
en onderhoud van het voertuig, het vervangen van onderdelen
of het omzetten op een andere functie.
Laat reparaties alleen uitvoeren door erkende servicestations
of specialisten voor dit gebied die bekend zijn met alle relevan-
te veiligheidsvoorschriften.
Houd u aan de veiligheidskeuringen volgens de lokaal gelden-
de voorschriften voor mobiele, industrieel gebruikte voertui-
gen.
Reinig knikscharnier, banden, koelribben, hydrauliekslangen
en -ventielen, afdichtingen en elektrische en elektronische
componenten niet met een hogedrukreiniger.
Extra veiligheidsaanwijzingen voor het werken met de
Instructie
De informatie in dit hoofdstuk vindt u ook op een instructieblad
dat steeds op het voertuig moet worden meegenomen.
Algemeen
Het voertuig beschikt over een hydrostatische rijaandrijving en
knikbesturing. Hierdoor is het rijgedrag anders dan dat van een
gewone auto.
WAARSCHUWING
Kantelgevaar
Let erop dat het rijgedrag van een voertuig met knikbesturing
aanzienlijk anders is dan dat van een gewone auto.
Neem bochten gelijkmatig en met aangepaste snelheid. Dit geldt
in het bijzonder voor wanneer u bergop/bergaf rijdt en bij het
dwars op de helling rijden.
Houd er rekening mee dat het zwaartepunt verschuift naargelang
opgebouwde apparatuur en het vulniveau van de vuilcontainer.
Pas de rijsnelheid bij rechtdoor rijden en rijden in bochten aan de
omstandigheden van de omgeving aan, bijv. gesteldheid van de
rijbaan en toestand van de lading.
Let erop dat de voor- en achterwagen door een centraal pendel-
scharnier van elkaar gescheiden zijn.
Remgedrag
Het loslaten van het rijpedaal werkt als een actieve vertraging.
Anders dan bij een gewone auto, waarbij alleen de motorrem
werkt.
LET OP
In de hogere versnelling is de remvertraging bij het loslaten van
het rijpedaal beduidend minder dan in de lagere versnelling.
In de transportmodus is de remvertraging bij het loslaten van het
rijpedaal beduidend minder dan in de werkmodus.
Stuurgedrag
Voertuigen met knikbesturing reageren vooral bij snel nemen van
bochten op sneeuw, ijs, regen, losse ondergrond en stuurma-
machine
noeuvers op een helling, directer op stuurbewegingen dan dit bij
personenwagens het geval is. Vermijd snel opeenvolgende
stuurbewegingen.
Zwaartepunt / pendelgedrag
Aanbouwapparatuur achterop en toestand van de belading beïn-
vloeden de positie van het zwaartepunt en daarmee het rijge-
drag. Houd met name na het wisselen van de
aanbouwapparatuur en bij veranderingen van de belading reke-
ning met een veranderd rijgedrag. De limieten kunnen eerder
worden bereikt.
Om beter over terrein te kunnen rijden, beschikt het voertuig over
een centraal pendelscharnier. Dit stelt u in staat beide voertuig-
helften dwars op de rijrichting onafhankelijk van elkaar te bewe-
gen.
Door deze bijzonderheid krijgt de bestuurder geen directe terug-
melding van de achterste voertuighelft. Houd daarom tijdens de
rit de voertuigbewegingen van de achterkant via de spiegels in
het oog.
Veiligheidsaanwijzingen voor veegmachines met
GEVAAR Gevaar voor letsel op veegmachines met hoge
leegsysteem! Beveilig voor alle werkzaamheden de geheven
vuilcontainer. Breng de beveiliging alleen van buiten de gevaren-
zone aan.
Instructie
Symbolen onmiddellijk vervangen als ze onleesbaar worden of
verloren raken.
GEVAAR
Verbrandingsgevaar door hete oppervlakken
Laat het voertuig afkoelen voordat u eraan werkt.
GEVAAR
Verbrandingsgevaar door hete uitlaat
Raak de uitlaat niet aan.
Laat de uitlaat afkoelen voordat u eraan werkt.
GEVAAR
Kantelgevaar
Rijd alleen over terrein wanneer de dwarshelling
niet meer is dan 10°.
GEVAAR
Gevaar voor letsel door wegspattende voor-
werpen
Houd voldoende afstand van personen, dieren en
voorwerpen.
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel
Gevaar voor beknelling en afknelling aan riemen,
zijbezems, vuilreservoir, kap.
GEVAAR
Gevaar voor beknelling
Let erop dat zich tijdens het werk geen personen
in de buurt van het knikscharnier of het voertuig
bevinden.
Let er bij het gebruik van het voertuig als trekker
op dat zich tijdens het werk geen personen tussen
voertuig en aanhanger bevinden.
Nederlands
hoge leegsysteem
Symbolen op het voertuig
201