3 Toepassingen
De MFX-204 is een digitaal stereo-effectenap-
paraat met 16 verschillende effecten zoals
Delay, Reverb, Gated Reverb, Chorus, Flanger
etc. en effectencombinaties. Naargelang het
effect kunnen tot 25 parameters worden inge-
steld (tabel pagina 3). Het effectenapparaat
wordt in een audio-installatie voor het verande-
ren van de klank gebruikt, en wordt naar het sig-
naalkanaal geschakeld, b.v. tussen microfoon
en versterker of naar het effectenkanaal van een
mengpaneel. De MFX-204 is zowel voor het pro-
fessionele bereik (b.v. studio, podium, disco-
theek) als voor gebruik thuis (b.v. homerecor-
ding) geschikt.
Met de bijgeleverde software kunt u het
effectenapparaat ook makkelijk vanaf een pc
besturen. De besturing kan ook via MIDI gebeu-
ren.
4 Het effectenapparaat
opstellen en aansluiten
De MFX-204 is voorzien voor montage in een
19"-rack (482 mm), maar kan ook als vrijstaand
tafelmodel worden gebruikt. Voor de montage in
een rack is 1 HE (1 rack-eenheid = 44,45 mm)
nodig.
Schakel het effectenapparaat en de aan te slui-
ten apparatuur uit, alvorens aansluitingen te
maken of bestaande aansluitingen te wijzigen.
1) Sluit het effectenapparaat naargelang de
gebruikte signaalbron aan op het signaalka-
naal van de audio-installatie.
— Line-monosignaalbron
(b.v. uitgang van een muziekinstrument,
EFFECT SEND-uitgang van een mengpa-
neel)
Verbind de signaaluitgang van het aan te
sluiten apparaat met de XLR- of de stek-
kerbus LEFT IN (21).* Plaats de schake-
laar MIC LINE (20) in de stand LINE en de
schakelaar STEREO MONO (22) in de
stand MONO.
— Line-stereosignaalbron
(b.v. masteruitgang van een mengpaneel)
Verbind de signaaluitgangen van het aan
te sluiten apparaat met de XLR- of de
stekkerbus RIGHT IN en LEFT IN (21).*
Plaats de schakelaar MIC LINE (20)
in de stand LINE en de schakelaar STE-
REO MONO (22) in de stand MONO.
— Microfoon
Sluit de microfoon aan op de XLR- of de
stekkerbus LEFT IN (21).* Plaats de scha-
kelaar MIC LINE (20) in de stand MIC en
de schakelaar STEREO MONO (22) in de
stand MONO.
Sluit de uitgangen OUTPUTS (19) aan op de
lijningangen van het nageschakelde appa-
raat (b.v. versterker). Bij de terugkoppeling
van het effectsignaal naar een mengpaneel
sluit u de uitgangen OUTPUTS aan op de
returningangen of op twee ingangskanalen
van het mengpaneel.
2) Als de functies van de toetsen FX LOAD/
PAR / TAP (8) en BYPASS / ENTER (10) via
twee voetdrukknoppen (b.v. FS-70 van "img
Stage Line") op afstand moeten worden
gestuurd, sluit u deze aan op de jacks FX
LOAD/ PAR / TAP (18) en BYPASS / ENTER
(17).
3) Plug ten slotte het bijgeleverde netsnoer in
de POWER-jack (12) en de netstekker in een
stopcontact (230 V~ / 50 Hz).
* U kunt de stekkerbus en de XLR-jack ook tegelijk aan-
sluiten. De stekkerbussen schakelen de bijbehorende
XLR-jacks echter uit.
5 Bediening
1) Schakel het effectenapparaat in met de scha-
kelaar POWER (11). De bedrijfs-LED naast
de toets licht op. De instellingen van het laat-
ste bedrijf worden geladen, terwijl op het dis-
play (6) na elkaar "MFX-204 Effect Proces-
sor" en de versie van de firmware worden
weergegeven. Zodra de naam van het laatst
gebruikte effect op het display verschijnt, is
het apparaat gebruiksklaar.
2) Om de volgende instellingen te kunnen
horen, draait u de regelaar INPUT LEVEL (2),
DIRECT (3), EFFECT (4) en OUTPUT
LEVEL (5) eerst in de middelste stand (posi-
tie 5). Schakel de apparaten in die met de
MFX-204 zijn verbonden en stuur het signaal
naar het effectenapparaat. LED via de toets
BYPASS / ENTER (10) oplichten, drukt u op
deze toets. Anders is er geen effect hoor-
baar.
Opmerking: Als het effectsignaal met het recht-
streekse signaal in het mengpaneel wordt gemengd,
draai de regelaar DIRECT van de MFX-204 dan in de
stand "0".
3) Om het ingangsniveau in te stellen, draait u
de regelaar INPUT LEVEL open, zodat bij de
luidste passages de oversturings-LED CLIP
(1) net even oplicht. Draai de regelaar vervol-
gens opnieuw wat terug tot de LED niet meer
oplicht.
De LED CLIP geeft ook de oversturingen
van de effectengenerator aan. Zo kan het
gebeuren dat bij het omschakelen naar een
ander effect – ondanks gelijk ingangsniveau –
de LED oplicht. Ook in dit geval draait u de
regelaar INPUT LEVEL overeenkomstig
terug.
4) Pas het uitgangsniveau met de regelaar
OUTPUT LEVEL (5) aan het nageschakelde
apparaat aan. Als het gewenste uitgangsni-
veau niet wordt bereikt, draait u de regelaars
EFFECT (4) en DIRECT (3) verder open.
5) Met de draaischakelaar FX SELECT (9)
selecteert u het gewenste effect. Activeer het
geselecteerde effect met de toets FX LOAD/
PAR / TAP (8), zodat de naam van het effect
op het display niet meer knippert. De ver-
schillende effecten worden in het volgende
hoofdstuk kort toegelicht.
6) Stel de intensiteit van het effect in met de
regelaar EFFECT. Voor een zeer hoge inten-
siteit draait u de regelaar DIRECT overeen-
komstig terug.
7) Naargelang het geselecteerde effect kunt u
verschillende
effectparameters
Voor het selecteren van een parameter drukt
u enkele keren op de toets FX LOAD/ PAR /
TAP (8) tot in de tweede regel van het display
de te wijzigen parameter wordt weergege-
ven. Voer dan met de regelaar PAR VALUE
(7) de instelling door.
Er kunnen verschillende parameterinstel-
lingen als presets worden opgeslagen en
indien nodig opgeroepen (
In de tweede displayregel wordt het nummer
en de naam van de opgeroepen preset weer-
gegeven. Het nummer wordt bijkomend na
de effectnaam weergegeven. De fabrieksin-
stelling heeft het nr. 1 en de naam "Default".
Opmerkingen
1. De tabel op pagina 3 biedt een overzicht van de
instelbare parameters. Deze vindt u in hoofdstuk 7.
2. Na het selecteren of wijzigen van een parameter
springt de tweede displayregel opnieuw naar de
weergave van een presetnaam, als de regelaar
PAR VALUE of de toets FX LOAD/ PAR / TAP
10 seconden lang niet meer wordt bediend.
3. Als er parameters van een preset werden gewij-
zigd, verschijnt voor het presetnummer een aste-
risk
*
, nadat de tweede displayregel opnieuw de
presetnaam weergeeft. De wijzigingen worden
automatisch opgeslagen.
4. Bij het effect TAP DELAY kan de echovertragings-
tijd ook door tippen op de toets FX LOAD/ PAR / TAP
worden bepaald, om zo echoʼs te genereren die
synchroon zijn met het ritme (
8) Herhaal voor het fijnstellen van het effect
eventueel de stappen 4, 6 en 7.
9) Om het genereren van het effect uit en in te
schakelen, drukt u op de toets BYPASS /
ENTER (10) of op een voetdrukknop die op
de jack BYPASS / ENTER (17) is aangeslo-
ten. Bij uitgeschakeld effect licht de groene
LED boven de toets BYPASS / ENTER op, en
op het display verschijnt rechts "OFF" in
plaats van "ON".
Opmerking: Als de regelaar DIRECT op "0" staat, is
bij uitgeschakelde effectgeneratie geen signaal hoor-
baar op de uitgangen OUTPUTS (19).
10) Schakel het apparaat na gebruik uit met de
schakelaar POWER.
6 Toelichting van de effecten
6.1 Reverb Hall, Reverb Room,
Reverb Plate
Deze drie effecten moeten een natuurlijk klin-
kende nagalm genereren.
Reverb Hall: Er wordt een nagalm gesimuleerd
zoals deze in een grote zaal klinkt. Een lange
eerstereflectietijd en een zachte, lange nagalm
zijn hierbij kenmerkend. Dit effect wordt graag bij
solo-instrumenten en bij leadzang gebruikt.
Reverb Room: Er wordt een nagalm gesimu-
leerd zoals deze in een lege, middelgrote ruimte
klinkt. Snel klinkende, uitgesproken eerste
reflecties en een korte nagalmfase zijn hierbij
typerend. Dit effect is bijzonder geschikt voor
slaginstrumenten.
Reverb Plate: Hiermee wordt de karakteristiek
van een galmplaat gesimuleerd. Galmplaten
werden lange tijd in studioʼs gebruikt om de galm
op een kunstmatige manier na te bootsen. Ze
produceren een nagalm met nadruk op de hoge
tonen. Er zijn geen eerste reflecties beschik-
baar, waardoor eenduidige informatie over de
instellen.
omvang van de ruimte ontbreken en het effect
veeleer kunstmatig klinkt. Deze nagalm wordt
graag gebruikt voor solo-instrumenten en zang.
6.2 Reverb Vocal, Gate Reverb
Deze nagalmeffecten moeten geen natuurlijke
akoestiek simuleren, maar dienen om speciale
effecten te genereren.
hoofdstuk 7.1).
Reverb Vocal: De nagalm van een grote zaal
wordt gesimuleerd, maar er worden kleine
echoʼs aan toegevoegd die een stem beter type-
ren.
Gate Reverb: Bij dit effect sterft de nagalm niet
weg, maar wordt hij door een versperring (Gate)
afgesneden, wanneer het nagalmsignaal een
regelbare grootte onderschrijdt. Dit effect is bij-
zonder goed geschikt voor zeer kort klinkende
slaginstrumenten zoals Snare en Kick-Drum.
NL
B
hoofdstuk 6.3).
37