(inklapbare, kantelbare of draaiende) stevig
vastzitten.
• Controleer dat er geen voorwerpen of ba-
gage, in het bijzonder op de hoedenplank in
het voertuig worden vervoerd, die niet zijn
vastgezet of veilig zijn geplaatst: in geval
van een ongeluk of bij hard remmen kun-
nen deze de passagiers verwonden.
• Laat andere kinderen niet met onderdelen
of delen van het autostoeltje spelen.
• Laat het kind nooit alleen in de auto. Dit
kan gevaarlijk zijn!
• Vervoer niet meer dan één kind tegelijk in
het autostoeltje.
• Verzeker u ervan dat alle passagiers van het
voertuig hun eigen veiligheidsgordel ge-
bruiken, zowel voor de eigen veiligheid, als
omdat zij tijdens de reis in geval van een
ongeluk of bij hard remmen het kind kun-
nen verwonden.
• LET OP! Bij het verstellen (van de hoofd-
steun en de rugleuning), dient u zich ervan
te verzekeren dat de bewegende delen van
het autostoeltje niet in aanraking komen
met het lichaam van het kind.
• Tijdens het rijden, dient u het voertuig op
een veilige plaats stil te zetten, voordat u
het autostoeltje verstelt of het kind verzet.
• Controleer regelmatig dat het kind de gesp
van de veiligheidsgordel niet opent en dat
het niet aan het autostoeltje of delen ervan
komt.
• Geef het kind tijdens de reis geen eten, in
het bijzonder geen lolly, ijslolly of andere
etenswaar op een stokje. In geval van een
ongeluk of bij hard remmen kunnen deze
hem verwonden.
• Tijdens lange reizen wordt aangeraden vaak
te pauzeren: het kind verveelt zich al gauw
in het autostoeltje en moet zich kunnen
bewegen. Het is raadzaam het kind aan de
kant van de stoep in- en uit te laten stap-
pen.
• Haal de etiketten en merken niet van de
bekleding, aangezien dit de bekleding zelf
kan beschadigen.
• Laat het autostoeltje niet lang in de zon
staan: de materialen en stoffen kunnen
hierdoor van kleur verschieten.
• Als het voertuig in de zon heeft gestaan,
controleert u, voordat u het kind in het
autostoeltje laat plaatsnemen, dat de ver-
schillende delen niet heet zijn geworden: in
dit geval laat u ze eerst afkoelen voordat u
het kind laat plaatsnemen, om verbranding
te voorkomen.
• Als het kind niet wordt vervoerd, moet u
het autostoeltje toch laten zitten of in de
koffer steken met het wagentje helemaal
in het onderste gedeelte van de zitting ge-
schoven. Het niet vastgezette autostoeltje
kan in geval van een ongeluk of bij hard
remmen namelijk een gevaar inhouden
voor de passagiers.
BELANGRIJKE MEDEDELINGEN
1. Dit is een "Universeel" kinderbeveiligings-
systeem, dat goedgekeurd is volgens Voor-
schrift nr. 44, amendementen serie 04. Het
is geschikt voor algemeen gebruik in voer-
tuigen en compatibel met de meeste, maar
niet alle, autozittingen.
2. De perfecte compatibiliteit is eenvoudiger te
verkrijgen indien de fabrikant van het voer-
tuig in de handleiding ervan verklaart dat
het voertuig geschikt is om er "universele"
kinderbeveiligingssystemen voor kinderen
van deze leeftijdsgroep in aan te brengen.
3. Dit kinderbeveiligingssysteem is als "Univer-
seel" geclassificeerd volgens goedkeuring-
scriteria die strenger zijn ten opzichte van
vorige modellen die niet van deze medede-
ling zijn voorzien.
4. Het is alleen geschikt om te worden gebruikt
in voertuigen met vaste of oprolbare drie-
puntsgordel, die goedgekeurd is volgens de
Voorschriften UN/ECE N°16 of andere ge-
lijkwaardige standaarden.
5. Neem in geval van twijfel contact op met
de fabrikant van het kinderbeveiligingssy-
steem of met de dealer.
BEPERKINGEN EN GEBRUIKSVEREISTEN
BETREFFENDE HET ARTIKEL EN DE AUTO-
ZITTING
LET OP! Neem de volgende beperkingen en
gebruiksvereisten betreffende het artikel en
56
de autozitting nauwgezet in acht: anders is de
veiligheid niet verzekerd.
• Het kind moet tussen de 15 en de 36 kg
wegen.
• De autozitting dient uitgerust te zijn met
een vaste of oprolbare driepuntsgordel, die
goedgekeurd is volgens de Voorschriften
UN/ECE N°16 of andere gelijkwaardige
standaarden (Fig.1 – Fig. 2).
• Het kan gebeuren dat de gesp van de vei-
ligheidsgordel te lang is en de voorziene
hoogte ten opzichte van het onderste ge-
deelte van de Key 2-3 (Fig. 3) overschrijdt.
In dit geval mag het autostoeltje niet op
die zitting worden bevestigd, maar zal hij
op een andere zitting moeten worden geïn-
stalleerd die dit probleem niet heeft. Neem
voor meer informatie hierover contact op
met de autofabrikant.
• Het autostoeltje kan voorin op de passa-
gierszitting worden aangebracht, of op één
van de achterzittingen en moet altijd in de
rijrichting worden geplaatst. Gebruik dit au-
tostoeltje nooit op zittingen die zijdelings
staan of tegen de rijrichting in (Fig. 4).
LET OP! Volgens de statistieken over onge-
lukken is de achterbank van het voertuig
veiliger dan de voorzittingen: daarom wordt
aangeraden het autostoeltje op de achterbank
te installeren. De veiligste zitting is de mid-
delste achterzitting, als deze voorzien is van
driepuntsgordel: in dit geval wordt aangeraden
het autostoeltje op de middelste achterzitting
te plaatsen.
Als het autostoeltje op de voorzitting wordt
geplaatst, wordt voor een grotere veiligheid
aangeraden de zitting zover mogelijk naar
achteren te zetten, voor zover de aanwezigheid
van andere passagiers op de achterbank dit
toelaat, en de rugleuning zo verticaal mogelijk
te zetten. Als de auto is voorzien van een hoo-
gteregelaar voor de gordel, bevestigt u deze op
de laagste stand. Controleer vervolgens dat de
gordelregelaar ten opzichte van de rugleuning
van de autozitting naar achteren staat (of er
hooguit op één lijn mee staat) (Fig. 5).
Als de voorzitting is voorzien van een fronta-
le airbag wordt afgeraden het autostoeltje op
deze zitting aan te brengen. Bij installatie op
een zitting die beschermd is door een airbag
dient u altijd de handleiding van de auto te
raadplegen.
ONDERHOUD
Reinigings- en onderhoudswerkzaamheden
mogen alleen door een volwassene worden
verricht.
De hoes reinigen
De hoes van het autostoeltje kan geheel ve-
rwijderd en gewassen worden. Volg bij het
wassen de instructies op het etiket van de
bekleding.
Reinig de hoes uitsluitend met een doekje, wa-
smiddel en water.
Gebruik nooit schuur- of oplosmiddelen.
Centrifugeer de hoes niet en hang hem op
zonder hem uit te wringen.
De hoes mag uitsluitend worden vervangen
met een door de fabrikant goedgekeurde re-
servehoes, aangezien deze integrerend deel
uitmaakt van het autostoeltje en dus een vei-
ligheidselement is.
LET OP! Het autostoeltje mag nooit zonder
hoes worden gebruikt, om de veiligheid van
het kind niet op het spel te zetten.
De kunststof onderdelen reinigen
Reinig de kunststof delen uitsluitend met een
met water of een neutraal schoonmaakmiddel
bevochtigd doekje.
Gebruik nooit schuur- of oplosmiddelen.
De bewegende delen van het autostoeltje mo-
gen op geen enkele wijze worden gesmeerd.
Controle dat de onderdelen heel zijn
Aangeraden wordt de volgende onderdelen
regelmatig op beschadiging en slijtage te con-
troleren:
• hoes: controleer dat de vulling niet uitpuilt
of dat geen delen ervan loszitten. Contro-
leer de staat van de naden die altijd heel
moeten zijn.
• kunststof delen: controleer de slijtagestaat
van alle kunststof delen, die geen duidelijke
beschadigingen of verkleuring mogen heb-
ben.
LET OP! Indien het autostoeltje vervormd
57