2.B. Zuivering in één fase
1. Sluit de inlaat en de uitlaat aan op de respectievelijke stroomopwaartse en
stroomafwaartse verwerkingsapparatuur.
2. Sluit de capsule-inlaat aan op het reservoir met de bioprocesvloeistof.
3. Start de stroom van bioprocesvloeistof en verzamel gezuiverd permeaat.
BELANGRIJK: Laat voor optimale prestaties het fi ltratieproces lopen met een fl ux van
160-630 LMH (0,75-3,0 bedvolume per minuut).
4. Stop de stroom van bioprocesvloeistof aan het einde van het experiment.
5. De vloeistof die aan de stroomopwaartse zijde van de capsule overblijft, kan dan door
het systeem worden verwerkt:
a. Pas 0,3-0,7 bar (5-10 psi) lucht of stikstofgasdruk toe om te ontluchten. Het
gebruik van een niet-stijgende pomp of schone luchttoevoer levert gereguleerde
lucht onder lage druk om de procesvloeistof door de capsule te duwen. Zorg dat de
inlaatdruk niet pulseert of hoger wordt dan 1,4 bar (20 psi).
b. Monitor de uitlaat van de capsule. Wanneer de vloeistofstroming is teruggebracht
tot een stroompje, breng dan de systeemdruk terug tot 0 bar (0 psi).
3. Capsulegebruik met autoclaafsterilisatie vóór gebruik
3.A. Aanbevolen autoclaafsterilisatie van capsules vóór gebruik
1. Wikkel de capsuleaansluitingen in en ontlucht ze met sterilisatiewikkel.
2. Plaats de capsule in de autoclaaf.
3. Stel de autoclaafcyclus in.
a. Selecteer de pre-vac cyclus voor alle capsulegroottes.
b. Stel de sterilisatietemperatuur in op 121 °C.
c. Stel de duur van de autoclaaf voor capsules in op 30 minuten.
4. Start de autoclaafcyclus.
- 124 -