Onderhoud en verzorging
3. Draai de vleugelmoer (21/1) los.
4. Trek het luchtfilter (21/2) naar boven toe weg
(21/a).
5. Sluit de aanzuigopening (21/3) met een scho-
ne doek. Dat voorkomt dat er vuildeeltjes in
de carburateurruimte vallen.
6. Haal de twee delen van het luchtfilter (21/4)
uit elkaar.
Luchtfilter reinigen
1. Het nylon filter met een kwastje of een fijne
borstel reinigen, indien nodig met perslucht
voorzichtig van binnen naar buiten uitblazen.
Luchtfilter monteren
1. Voeg de twee delen van het luchtfilter (21/4)
weer samen.
2. Plaats het luchtfilter (21/2) op de aanzuigope-
ning (21/3) (21/b).
3. Het luchtfilter met de vleugelmoer (21/1)
vastdraaien.
8.3
Bougie controleren/vervangen (22, 23)
Bij beschadiging van de isolatie, sterke elektrode-
verbranding of sterk met olie verontreinigde elek-
troden moet de bougie worden vervangen.
Voorbereiding
1. De motor uitschakelen en af laten koelen.
2. Het luchtfilterdeksel demonteren (zie Hoofd-
stuk 8.1 "Luchtfilterdeksel demonteren/mon-
teren (20)", pagina 76).
3. Trek de bougiedop (22/1) los.
Controleer de elektrodenafstand (23)
1. Draai de bougie (22/2) met de meegeleverde
combisleutel los.
2. Reinig de bougie met een borstel (23/1).
3. Meet de afstand (23/2). De afstand moet
0,6 – 0,7 mm zijn.
Bougie vervangen
1. Draai de bougie (22/2) met de meegeleverde
combisleutel los.
2. De nieuwe bougie tot de aanslag indraaien.
3. De bougiedop op de bougie schuiven.
8.4
Geleiderail (25, 27)
Om asymmetrische slijtage te voorkomen moet
de geleiderail regelmatig omgedraaid worden.
De volgende onderhoudswerkzaamheden moe-
ten uitgevoerd worden:
■
Het lager van het omkeerwiel smeren (27).
2500096_b
■
De groef van de geleiderail met een schaaf
(niet in de leveringsomvang inbegrepen) rei-
nigen (25).
■
De smeeropeningen reinigen.
■
Met een vlakke vijl de braam van de flanken
van de geleiders verwijderen en eventuele af-
wijkingen tussen de geleiders bijwerken.
De geleiderail moet vervangen worden wanneer:
■
de diepte van de groef kleiner is dan de
hoogte van de schakel (die de bodem van de
groef nooit mag raken);
■
de binnenste geleiderwand zodanig versleten
is dat de ketting zijwaarts neigt.
8.5
Zaagketting slijpen (24)
GEVAAR!
Levensgevaar bij terugslag (kick-
back)!
Een ondeskundig geslepen zaagketting
verhoogt de kans op een terugslag en
daarmee het gevaar voor dodelijk letsel.
■
Slijp de zaagketting deskundig om
de kans op terugslag te verkleinen.
OPMERKING
Onervaren gebruikers van de ketting-
zaag wordt aanbevolen de zaagketting
te laten slijpen door een vakman die be-
schikt over een werkplaats voor klanten-
service.
Om veiligheids- en efficiëntieredenen moet de
zaagketting altijd goed geslepen zijn.
Het slijpen is vereist wanneer:
■
Het zaagsel op stof lijkt.
■
Meer kracht nodig is om te zagen.
■
De snede niet recht is.
■
De vibraties toenemen.
■
Het brandstofverbruik toeneemt.
Wanneer het slijpen in handen van een opgeleide
klantendienst gegeven wordt, kan dit met de juis-
te gereedschappen uitgevoerd worden die een
minimale materiaalslijtage en gelijkmatig slijpen
van alle tanden garanderen.
Zelfstandig slijpen van de zaagketting is mogelijk
met behulp van speciale ronde vijlen, waarvan de
doorsnede is aangepast aan het afzonderlijke
kettingtype (zie Hoofdstuk 8.10 "Tabel kettingon-
derhoud", pagina 79). Het slijpen van de ketting
vergt enige handigheid en ervaring, om beschadi-
ging van de tanden te voorkomen.
77