3
Algemene Instructies
1.
Zet de Inogen One® G3 op een goed geventileerde plaats.
De toegang tot de inlaat en uitlaat moet onbelemmerd zijn.
Plaats de Inogen One® G3 zodanig dat akoestische alarmen
gehoord kunnen worden.
WAARSCHUWING V ermijd gebruik van de Inogen One® G3 in de aanwezigheid van
verontreinigende stoffen, rook of dampen. Gebruik de Inogen One® G3
niet in de aanwezigheid van ontvlambare anesthetica, reinigingsmiddelen
C
!
of andere chemische dampen.
LET OP
D e luchtinlaat of -uitlaat niet belemmeren terwijl het apparaat in
gebruik is. De blokkering van de luchtstroom of de nabijheid van een
warmtebron kan tot interne warmteopbouw leiden en schade aan de
concentrator berokkenen.
2. Controleer of beide deeltjesfilters op hun plaats zitten.
LET OP
D e Inogen One® G3 niet zonder deeltjesfilter
gebruiken. Deeltjes die in het systeem worden
gezogen, kunnen het apparaat beschadigen.
3. Installeer de batterij.
Breng de Inogen One® G3 batterij in door de
batterij op zijn plaats te schuiven totdat het slot
weer in de bovenste positie zit.
Bedieningsinstructies
Uitlaat
Inlaat
Bedieningsinstructies Hoofdstuk 3
231