Schoenkeuze:
► Kies een stabiele veterschoen met een stevige hiel om een optimale effectiviteit van de orthese
te waarborgen. De effectieve hakhoogte moet liggen tussen de 0,5 cm en 1,5 cm.
Grootte van de orthese aanpassen:
1) Indien nodig: wanneer de patiënt een schoen draagt met een uitneembare binnenzool, haal
dan aan de zijde waar de orthese wordt gedragen, de binnenzool uit de schoen.
INFORMATIE: Bewaar de binnenzool, zodat de patiënt de schoen ook zonder de ort
hese kan dragen.
2) Laat de patiënt met schoen en zonder orthese op een stoel gaan zitten en zet zijn voet zo neer,
dat deze een hoek van 90° maakt met het onderbeen (zie afb. 1).
3) Markeer de positie van de enkel in de schoen met een klein stukje tape (zie afb. 1).
4) Laat de patiënt zonder schoen en met orthese op een stoel gaan zitten en zet zijn voet zo neer,
dat deze een hoek van 90° maakt met het onderbeen.
INFORMATIE: Breng de orthese zo aan, dat de enkel voldoende bewegingsvrijheid
heeft en niet tegen de harde mediale veer aan zit.
5) Bepaal de positie van de enkel ten opzichte van het opschrift "WalkOn® Reaction" (zie
afb. 2).
6) Knip de orthesezool zo bij (zie afb. 3), dat de markering op de schoen overeenstemt met de
positie op de orthese (zie afb. 4).
7) Pas de vorm van de zool aan die van de uitneembare binnenzool aan. Zorg er daarbij voor dat
de benodigde exorotatie van de voet gehandhaafd blijft (zie afb. 3).
Orthese aanpassen:
1) Breng de orthese in de schoen aan en leg er eventueel een inlegzool overheen (zie afb. 5).
2) Trek de orthese samen met de schoen aan (zie afb. 6).
3) Meet de correcte AP-positie van de knie (bijv. op de L.A.S.A.R Posture).
INFORMATIE: De fysiologische positie van de knie ligt 15 mm achter het compromis
draaipunt volgens Nietert.
4) Indien nodig: breng wiggen aan om de gewenste positie te bereiken; plaats bijv. een wig ter
hoogte van de voorvoet (zie afb. 10), wanneer de patiënt zijn been bij het staan te veel buigt,
en plaats een wig ter hoogte van de hiel (zie afb. 11), wanneer de patiënt zijn been bij het
staan te veel strekt.
INFORMATIE: Eventueel kunnen er voor de opbouw van de onderkant van de zool ook
andere dan de meegeleverde materialen worden gebruikt.
5) Indien nodig: schuur de bovenrand en de vleugels aan de voorkant af en pas de bekleding in
overeenstemming hiermee aan.
LET OP! De functionaliteit van de orthese mag hierdoor niet worden beïnvloed. Schuur
de mediale veer en de oppervlakken niet af!
6) Indien nodig: wanneer de patiënt een voetdeformiteit heeft, corrigeer deze dan met een
inlegzool of een speciaal gevormd ander hulpmiddel.
INFORMATIE: Bij de fabrikant is er een laterale pronatiesteun (28Z10) verkrijgbaar die
kan worden vastgeklit aan de laterale zool. Een frontale en dorsale steun stabiliseert
de voet met behulp van klittenband ter hoogte van de veer.
7) Sluit de textielcomponent op kuithoogte (zie afb. 6).
Afsluitende controle:
► Laat de patiënt proeflopen. Het product moet daarbij ook worden getest op een hellende
ondergrond en op een trap. Pas het product daarna zo nodig nog iets aan.
38 | Ottobock