Montage van buitencamera RV-22 (RV-200)
Boor niet ver van de camera een gat met Ø 13 mm (zie G 2, afb. 9).
Alle in de plaat gemaakte boorgaten afbramen en van roestbeschermend middel
voorzien.
Voorzie alle scherpgekante doorvoeringen van een passende doorvoertule.
Bevestiging van de camera in de camerabeugel
Gebruik voor het monteren van de camera alleen de schroeven M 4 x 8 mm.
Langere schroeven beschadigen de camera.
De camera in de camerabeugel schuiven en zo in de juiste stand brengen, dat het
objectief een hoek van ca. 50° (zie G 2, afb. 13) met de loodlijn van het voertuig
maakt.
Bevestig de camera losjes met de schroeven M 4 x 8 mm. De schroeven worden
aangetrokken, zo gauw het richten van de camera met behulp van de monitor heeft
plaatsgevonden.
Om corrosie van de schroeven te minimaliseren is het aan te bevelen, het schroefdraad in
te vetten.
Benodigdheden voor het bevestigen van de camera (zie G 2, afb. 10 en 11).
Algemene aanwijzingen voor het aanleggen van de kabels!
Niet-vakkundige kabelaanleg en kabelverbindingen leiden steeds weer tot storingen in of
beschadiging van delen van de installatie.
Correcte aanleg en verbinding van kabels is basisvoorwaarde voor het langdurig en
foutloos functioneren van de uitbreidende componenten.
Let op de volgende punten:
– Leg de kabels indien mogelijk altijd binnen in het voertuig aan, omdat ze daar beter
beschermd liggen dan buiten aan het voertuig. Mocht u de kabels desondanks
buiten het voertuig aanleggen, let er dan op dat ze veilig bevestigd worden (door extra
kabelbinders, isolatieband, enzovoort).
– Om beschadigingen van de kabel te voorkomen, moet bij de aanleg van de
kabels steeds voldoende afstand tot warme en bewegende voertuigdelen
(uitlaatpijpen, aandrijfassen, dynamo's, ventilatoren, enzovoort) worden aangehouden.
– Iedere verbinding van de kabels (ook binnen in het voertuig) moet met een goede
isolatieband dicht omwikkeld worden.
Kabelaanleg
126