Verzekert u zichzelf ervan dat de stekker niet in het
stopcontact zit.
Sluit de rode klem (+) aan op de positieve pool en de zwarte
klem (-) op de negatieve pool van de batterij.
Het verklikkerlichtsignaal "C" licht op, als u de klemmen op
de batterij hebt aangesloten met verwisselde polariteit.
De aansluiting wijzigen.
Selecteer met de toets MODE het door de batterij gevraagde
laadprogramma.
Plaats de stekker in het stopcontact om te beginnen met
laden.
Om het laden te onderbreken, de stekker van het stopcontact
loskoppelen en pas daarna de klemmen van de batterij
loskoppelen.
Het verklikkerlichtsignaal "B" geeft aan dat de batterijlader
gevoed wordt.
Als het verklikkerlichtsignaal van een van de
laadprogramma's knippert, betekent dat dat de aansluiting
op de batterij niet correct is. Het stopcontact controleren en
de klemmen nakijken.
Waarschuwingen voor batterijen in de voertuigen
Nooit beide klemmen van de batterijlader direct op de polen
van de batterij aansluiten. Altijd de eerste klem op de batterij
aansluiten en de tweede klem op een dik gedeelte van de
carrosserie of van de motor, ver van de batterij, de dop van
de tank en de brandstofleidingen. Op deze wijze bestaat
er geen gevaar, als er een vonk ontspringt. Pas daarna de
batterijlader aansluiten op het voedingsnet.
Om het laden te onderbreken, in deze volgorde loskoppelen:
de stekker van het stopcontact, de klem aangesloten op de
carrosserie van het voertuig en als laatste die aangesloten
op de batterij.
Selectie van het laadprogramma
U kunt een van de volgende laadprogramma's selecteren:
P1) Laden bij 14,4 Volt
Geschikt voor batterijen met vermogen tussen 14 - 225Ah: bv.
motorrijwielen.
P1) Laden bij 14,7 Volt
Geschikt voor batterijen met vermogen tussen 14 - 225Ah: bv.
motorrijwielen.
Sommige fabrikanten van batterijen raden dit programma aan
voor batterijen die functioneren bij temperaturen onder 5°C.
Het laden van de programma's P1, P2 volgt een cyclus IIUoIUp
met 5 fases van automatische commutatie. FIG2
FASE 1
Laadt met de beperkte stroom tot 3A totdat de spanning van
de batterij meer dan 10,5V bedraagt: (verklikkerlichtsignaal
"D" is aan). Deze fase is van korte duur, mits de batterij niet
erg leeg is.
Als de fase langer duurt dan 6 uur, wordt het laden geblokkeerd
en gaat het verklikkerlichtsignaal "C" aan om aan te geven dat de
batterij defect is of het vermogen te hoog (meer dan 225Ah).
FASE 2
Laadt met de maximaal ingestelde stroom totdat de spanning
van de batterij meer dan 14,4V of 14,7V bedraagt, afhankelijk
van het programma: (verklikkerlichtsignaal "E" aan). In deze fase
wordt de batterij tot ca. 80% van de lading gebracht.
FASE 3
Laadt met constante spanning totdat de geleverde stroom de
waarde van 0,5A bereikt: (verklikkerlichtsignaal "F" aan).
Als de batterij niet binnen 40 uur tot de gevraagde
waarden door fase 2 of 3 wordt gebracht, wordt het laden
geblokkeerd en gaat het verklikkerlichtsignaal "C" aan om
aan te geven dat de batterij defect is of het vermogen te
hoog (meer dan 225Ah).
FASE 4
Einde van het laden en overgang tot de status van controle
van de batterij: (verklikkerlichtsignaal "G" aan). Als de batterij
eenmaal meer dan 95% is geladen, controleert de batterijlader
de spanning van de batterij om de 3 minuten. Als de spanning
onder de 12,7V raakt (voor het programma P1) of 12,9V (voor
het programma P2), overgaan tot de daaropvolgende fase.
FASE 5
Behoud: De batterijlader laadt met de maximumstroom van 5A
totdat de spanning weer meer dan 14,4V of 14,7V bedraagt,
afhankelijk van het programma: (verklikkerlichtsignalen "F"
en "G" tegelijkertijd aan). De daaropvolgende controle van de
spanning vindt 3 minuten na beëindiging van het laden plaats. De
controlecyclus van de laadstatus en behoud garandeert het tot
een minimum beperken van de vloeistofverliezen en het zo veel
mogelijk verlengen van de bruikbaarheidsduur van de batterij.
Verzekert u zichzelf ervan dat het programma P1 of P2 op de
batterijlader is ingesteld, alvorens deze lange tijd aangesloten
te laten.
Mocht de voeding komen te ontbreken, dan wordt door de
batterijlader na het herstel automatisch de vooraf gekozen
lading overgenomen.
De batterij niet voor lange periodes onbewaakt laten.
P3) Laden bij constante spanning 13,6 Volt /
Stroomvoorzieningstoestel
Dit programma is geschikt om een batterij van 12V, die een
spanning onder 2V levert, tot de noodzakelijke spanning
te brengen om vervolgens de andere laadprogramma's te
gebruiken.
Het laden gebeurt met constante spanning van 13,6V en een
maximumstroom van 7A: (verklikkerlichtsignaal "E" aan).
De lichte overbelasting waaraan de batterij wordt blootgesteld,
veroorzaakt een constant licht vloeistofverlies en is dus niet de
functie die de duur van de batterij optimaliseert.
In deze modus kan de batterijlader dienen als stroomvoorzien
ingstoestel voor inrichtingen die 13,6V nodig hebben met een
maximumstroom van 7A. Als de geabsorbeerde stroom 7°
overschrijdt, daalt de uitgangsspanning totdat de beveiliging
tegen overbelasting in werking treedt, die de voeding blokkeert
en het verklikkerlichtsignaal "C" voor storing activeert.
In deze modus zijn de functie antivonken en de indicatie
voor Omwisseling polariteit gedeactiveerd.
P4) Laden bij 16 Volt & 1,5 Amp. "egalisatie"
Geschikt voor het rigenereren van de batterijen die bijna totale
ontladingscycli hebben ondergaan. (het verklikkerlichtsignaal
"D" voor erg lege batterij blijft enige tijd aan).
De batterij wordt onderworpen aan een lichte overbelasting
waardoor de lading tussen de elementen uniform wordt, en de
laagvorming van het zuur verdwijnt (grotere dichtheid van het
zuur onder in de batterij).
Het laden gebeurt met spanning tot 16,0V en een maximumstroom
van 1,5A, gedurende ca. 4 uur: (verklikkerlichtsignaal "E" aan).
Na het bereiken van de ingestelde waarden, gaat de batterijlader
20