Rt: Instelling Van De Draairichting; Fn: Instelling Van De Nominale Frequentie; Od: Installatietype; Rp: Instelling Van De Drukvermindering Voor Herstart - DWT WaCS PWM Serie Instrucciones De Instalación Y Mantenimiento

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 267
6.5.2

RT: instelling van de draairichting

Als de draairichting van de elektropomp niet correct is, is het mogelijk deze om te keren door deze
parameter te veranderen. Als u binnen dit menupunt op de toetsen+ en – drukt worden de twee mogelijke
toestanden "0" of "1" weergegeven en geactiveerd. De opeenvolging van de fasen wordt in het display in de
commentaarregel getoond. De functie is ook actief bij werkende motor.
In het geval dat het niet mogelijk is de draairichting van de motor te observeren, gaat u als volgt te werk:
Open een gebruiker en observeer de frequentie.
o
Zonder de afgenomen vloeistofhoeveelheid te veranderen, de parameter RT veranderen en de
o
frequentie FR nogmaals observeren..
De correcte waarde voor parameter RT is die waarvoor, bij gelijke afgenomen vloeistofhoeveelheid,
o
de laagste frequentie FR vereist wordt.
LET OP: bij sommige elektropompen kan het gebeuren dat de frequentie in deze twee gevallen niet veel
verschilt, zodat het dus moeilijk is om te begrijpen wat de juiste draairichting is. In dergelijke gevallen kunt u
de hierboven beschreven test herhalen, maar in plaats van de frequentie proberen om de opgenomen
fasestroom te observeren (parameter C1 in het menu gebruiker). De correcte waarde voor parameter RT is
die waarvoor, bij gelijke afgenomen hoeveelheid, de laagste fasestroom C1 vereist wordt.
6.5.3

FN: instelling van de nominale frequentie

Deze parameter definieert de nominale frequentie van de elektropomp en kan worden ingesteld tussen een
minimum van 50 [Hz] en een maximum van 200 [Hz].
Met de toetsen "+" of "-" selecteert u de gewenste frequentie startend bij 50 [Hz].
De waarden 50 en 60 [Hz] komen het meest voor en hebben een selectieprivilege: bij het instellen van een
willekeurige frequentiewaarde zal het stijgen of dalen van de waarde stoppen wanneer men bij 50 of 60 [Hz]
komt; om een andere frequentie in te stellen dan één van deze twee waarden dient u iedere druktoets los te
laten en tenminste 3 seconden op de toets "+" of "-" te drukken.
Bij de eerste start en bij herstel van de fabriekswaarden FN is de parameter ingesteld op 50 [Hz] en
is het noodzakelijk de correcte, op de pomp vermelde waarde in te stellen.
Iedere wijziging van FN wordt opgevat als een systeemverandering, zodat FS, FL en FP automatisch zullen
worden aangepast op grond van de ingestelde FN. Bij iedere verandering van FN dient u te controleren of
FS, FL, FP geen ongewenste herdimensionering hebben ondergaan.
6.5.4

OD: Installatietype

Mogelijke waarden 1 en 2, deze waarden verwijzen naar starre installatie en elastische installatie.
De inverter is bij het verlaten van de fabriek ingesteld op modus 1, een instelling die geschikt is voor de
meeste installaties. Bij aanwezigheid van drukschommelingen die niet gestabiliseerd kunnen worden via de
parameters GI en GP, schakelt u om naar de modus 2.
BELANGRIJK: in de twee configuraties veranderen ook de waarden van de instelparameters GP en GI.
Bovendien zitten de waarden van GP en GI indien ingesteld in modus 1 in een ander
geheugen dan de waarden van GP en GI indien ingesteld in modus 2. Zodat, bijvoorbeeld
de waarde van GP van de modus 1, wanneer men overgaat naar de modus 2, wordt
vervangen door de waarde van GP van de modus 2; de waarde wordt echter bewaard en u
vindt hem terug bij terugkeer naar de modus 1. De waarde die op het display hetzelfde is,
heeft in de ene dan wel de andere modus een ander gewicht, omdat het besturingsalgoritme
anders is.
6.5.5

RP: Instelling van de drukvermindering voor herstart

Dit is de drukval ten opzichte van de waarde van SP die de herstart van de pomp veroorzaakt.
Als de setpoint druk bijvoorbeeld 3,0 [bar] bedraagt en RP 0,5 [bar] is, vindt herstart plaats bij 2,5 [bar].
Normaal kan RP van een minimum van 0,1 tot een maximum van 5 [bar] worden ingesteld. Bij bijzondere
omstandigheden (bijvoorbeeld in het geval van een setpoint dat lager is dan RP zelf), kan de waarde
automatisch beperkt worden.
NEDERLANDS
435

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido