Controleer het maaioppervlak alvorens met het maai-
G
en te beginnen om beschadiging van het apparaat,
letsel van levende wezens of beschadiging van voor-
werpen te voorkomen. Hierbij dient men stenen,
stukken hout, draden en vergelijkbare andere vreemde
bestanddelen te verwijderen. De door het maaimes
gegrepen voorwerpen kunnen op ongecontroleerde
wijze uit het apparaat worden geslingerd. Houd der-
den uit de nabijheid van het gevarenbereik.
Draag tijdens het maaien geschikte werkkleding,
G
zoals stevige schoenen, lange broek en eventueel
handschoenen. Gebruik de grasmaaier niet met blote
voeten of lichte sandalen.
Het apparaat kan ernstig letsel veroorzaken! U bent
G
voor de veiligheid van het werkgebied verantwoorde-
lijk.
G
Let op, verwondingsgevaar door roterend
maaimes!
– Start het apparaat nooit in gekantelde stand – dit
kan ernstig letsel veroorzaken! Voor de aanloop in
hoog gras dient u de aanwijzingen in hoofdstuk
"Zo maait u goed" op te volgen.
– Handen en voeten nooit in de nabijheid van het rote-
rende maaimes brengen. Dit kan ernstig letsel ver-
oorzaken! Houd altijd uw handen en voeten op een
voldoende afstand van het maaimes. Maaimessen
lopen na.
– Til het apparaat nooit met draaiende motor op.
Dit kan ernstig letsel veroorzaken. Schakel de motor
uit en verwijder de stroomonderbreker wanneer u
het apparaat naar en van het werkoppervlak moet
transporteren resp. het apparaat moet kantelen.
G
Let op, verwondingsgevaar door rondvliegende
delen! Start of activeer het apparaat niet wanneer er
zich derden in het gevarengebied bevinden.
Start of activeer het apparaat zoals beschreven is in
G
de gebruikshandleiding.
De veiligheids-inschakelingshendel en/of de veilig-
G
heids-ontgrendelingsknop mag nooit geblokkeerd
resp. kortgesloten worden.
Maai uitsluitend bij daglicht of bij voldoende kunst-
G
matige verlichting.
Gebruik het apparaat nooit in de regen of in een voch-
G
tige of natte omgeving.
Gebruik de grasmaaier nooit wanneer er personen,
G
vooral kinderen of dieren, in de buurt zijn!
Let bij het maaien altijd op een veilige en vaste stand,
G
ook op hellingen.
Niet op te steile hellingen maaien.
G
Duw het apparaat uitsluitend in looptempo.
G
G
Let op, verwondingsgevaar bij het per ongeluk
inschakelen! Het per ongeluk inschakelen kan tot
ernstig letsel leiden. Om dit te vermijden, verwijdert u
de stroomcircuitonderbreker wanneer:
– u het apparaat zonder toezicht laat staan;
– bij onderhoud, controle of reiniging van het apparaat;
– als u een geblokkeerde messenwals wilt losmaken;
– bij het plaatsen van de accu;
– het apparaat bedrijfsstoringen aangeeft (trilling).
Veiligheidsaanwijzingen voor onderhoud en reini-
ging van het apparaat
Om onderhouds- en reinigingswerkzaamheden uit te
G
voeren, dient u de stroomcircuitonderbreker te ver-
wijderen.
Controleer regelmatig het maaimes op beschadigin-
G
gen en houd het in goede staat. Stompe, gebogen of
beschadigde maaimessen overbelasten het apparaat.
Laat regelmatige onderhoudswerkzaamheden door
de klantendienst van de fabrikant of door de bevoeg-
de specialist uitvoeren.
Controleer na uitvoering van onderhoud of reparatie of
G
alle schroeven, bouten, moeren en veiligheidsinrichtin-
gen goed vastzitten resp. zijn aangedraaid.
Veiligheidsaanwijzingen voor de omgang met het
oplaadapparaat en de accu
De stroomspanning moet met de stroomgegevens
G
(V~) op het typeplaatje van het oplaadapparaat over-
eenkomen!
G
Let op, verwondingsgevaar door elektrische
schokken, zowel als brand- en explosiegevaar!
Om levensgevaarlijke situaties te voorkomen:
– moet voor elk gebruik het oplaadapparaat, laadstekker
en stroomstekker in perfecte
– moet een beschadigd oplaadapparaat onmiddellijk
worden vervangen. De accu uitsluitend met het ori-
ginele
– moet het oplaadapparaat en de accu voor hitte en
vochtig heid worden beschermd;
– mag het oplaadapparaat en de accu niet in vloeistof
worden gedompeld;
– mag het apparaat uitsluitend met de originele
lithiumionen accu worden gebruikt;
– mag het oplaadapparaatuitsluitend voor het
laden van originele lithiumionen
accu's worden gebruikt;
– moet het oplaadapparaat en de accu in ongeopen-
de toestand blijven;
– mag het oplaadapparaat niet op een brandbare
ondergrond worden gebruikt;
– mogen tijdens het opladen geen licht ontvlambare
stoffen in de directe nabijheid van het oplaadappa-
raat zijn.
– moet de accu tegen hitte, langdurige zonnestraling
en brand worden beschermd. Bewaar de accu uit-
sluitend op plaatsen met een temperatuurbereik
van 0 °C tot max. + 45 °C. Leg de accu niet op een
warmtebron.
– mag de accu nooit met metalen of andere elektrici-
teitsgeleidende delen worden overbrugd.
47