5.1
De pomp vullen
WAARSCHUWING:
Het openen van de apparatuur door
middel van de pluggen is alleen
mogelijk als de apparatuur niet actief
is of als het tijdens de eerste
aanzuigfase onvermijdelijk is moeten
er de nodige voorzorgsmaatregelen
worden genomen.
Voor informatie over extra pompaansluitingen, zie
Afbeelding 20.
Installaties met vloeistofniveau boven de
pomp (aanzuigkop)
Voor een illustratie waarop te zien is waar de
pomppluggen zich bevinden, zie Afbeelding 21.
1.
Sluit de aan-uitklep die zich
stroomafwaarts ten opzichte van de pomp
bevindt.
2.
Verwijder de vulplug (3) of de meetplug
(1) en open de on/off klep aan de
perszijde van de pomp totdat het water uit
de opening stroomt.
a)
Sluit de vulplug (3) of de meetplug
(1).
Installaties met vloeistofniveau onder de
pomp (aanzuighoogte)
Voor een illustratie waarop te zien is waar de
pomppluggen zich bevinden, zie Afbeelding 22.
1.
Alle leidingen leeg:
a)
Open de aan-uitklep
stroomopwaarts ten opzichte van de
pomp.
b)
Verwijder de vulplug (3) en de
meetplug (1). Gebruik een trechter
om de pomp te vullen door het
vulgat totdat de vloeistof uit deze
opening stroomt.
c)
Draai de vulplug (3) en de meetplug
(1) aan.
2.
Gevulde afvoerleidingen:
a)
Open de aan-uitklep
stroomopwaarts ten opzichte van de
pomp en open de aanuitklep
stroomafwaarts.
b)
Verwijder de meetplug (1) totdat er
vloeistof uit deze opening stroomt.
c)
Draai de meetplug (1) vast.
5.2
De draairichting controleren
(driefasenmotor)
Volg deze procedure vóór het opstarten.
1.
Zoek de pijlen op de adapter of de
motorventilator om de juiste draairichting
te bepalen.
2.
Start de motor.
3.
Controleer snel de draairichting door de
koppelingsbeveiliging of door de
bescherming van de motorventilator.
4.
Stop de motor.
5.
Doe het volgende als de draairichting
onjuist is:
a)
Ontkoppel de stroomtoevoer.
b)
Verwissel in het contactbord van de
motor of het elektrische
besturingspaneel de posities van
nl - Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing
twee van de drie draden van de
aanvoerkabel.
Voor de bedradingsschema's zie de
installatie-, gebruiks- en
onderhoudshandleiding van de
motor.
c)
Controleer nogmaals de
draairichting.
5.3
De pomp starten
De verantwoordelijkheid voor het controleren
van het juiste debiet en de juiste temperatuur
van de verpompte vloeistof ligt bij de
installateur of eigenaar.
Zorg voor het starten van de pomp voor de
volgende punten:
Er alleen vloeistoffen met
geleidingsvermogen >1000 [pS/m]
worden gebruikt (zie PD CLC/TR 60079–
32–1:2015).
De maximale vloeistoftemperatuur (tmax)
die op het typeplaatje van de pomp
vermeld is mag
nooit overschreden worden.
De combinatie van de pomp en de
droogloopbeveiliging is beschreven in het
Explosiebeveiligingsdocument volgens de
Richtlijn 1999/92/EG.
De pomp lekt niet voor het starten en
tijdens de werking.
De pomp is ontlucht voor het starten na
periodes van vrijlopen van de apparatuur.
De pomp op de juiste manier op de
stroomvoorziening is aangesloten.
De pomp is goed gevuld in
overeenstemming met de aanwijzingen in
De pomp vullen.
De aan-uitklep stroomafwaarts ten
opzichte van de pomp is gesloten.
1.
Start de motor.
2.
Open geleidelijk de aan-uitklep aan
de afvoerzijde van de pomp.
Onder de verwachte
bedrijfsomstandigheden moet de
pomp soepel en stil functioneren.
Zo niet, zie Lokaliseren van
storingen.
6 Onderhoud
Voorzorgsmaatregelen
Elektrisch gevaar:
Ontkoppel de stroomtoevoer voordat
het apparaat wordt geïnstalleerd of in
onderhoud gaat.
WAARSCHUWING:
Onderhoud aan de pomp mag
alleen uitgevoerd worden door
Xylem of de erkende dealer.
Neem de geldende regels ter
voorkoming van ongelukken in
acht.
Gebruik geschikte apparatuur en
95