buiten gebruikt mag worden in het geval
van neerslag, tenzij het apparaat wordt be-
schermd.
S
Geschikt voor gebruik in ruimtes met groter
gevaar.
OPMERKINGEN:
1- Het apparaat is tevens ontworpen om gebruikt te wor-
den in ruimtes met vervuilingsgraad 3. (Zie IEC 60664).
2- Deze apparatuur voldoet aan de norm IEC 61000-3-12,
mits de maximum toelaatbare impedantie Zmax van
de installatie lager of gelijk is aan 0,93 op het interfa-
cepunt tussen de installatie van de gebruiker en het
lichtnet. De installateur of de gebruiker van de appara-
tuur zijn verantwoordelijk voor en moeten waarborgen
dat de apparatuur aangesloten is op een lichtnet met
een maximum toelaatbare impedantie ZMAX lager of
gelijk aan 0,93.
2.2 BEVEILIGINGEN
2.2.1 Blokkeringsbeveiliging
Als het lasapparaat een storing vertoont, kan op het display
A een WARNING worden weergegeven die het soort
defect identificeert. Neem contact op met de technische
assistentie als na de uit- en inschakeling van de machine
het bericht nog altijd op het display wordt weergegeven.
2.3.2 Thermische beveiliging
Dit apparaat wordt beveiligd door een thermostaat die,
als de toegestane temperaturen worden overschreden,
de functionering van de machine onmogelijk maakt.
Onder deze omstandigheden blijft de ventilator draaien,
terwijl op het display A knipperend de WARNING tH
wordt weergegeven.
2.3.3 Plaatsing op hellingen.
Houd er rekening mee dat u de machine niet op hellingen
plaatst om omvallen of een ongecontroleerde beweging
ervan te vermijden, aangezien de wielen niet geremd zijn.
3 BEDIENINGEN OP HET VOORPANEEL.
1 - DISPLAY.
Toont de lasparameters en de lasfuncties.
2 - KNOP
Kiest en stelt de lasfuncties en -parameters in.
3 - GECENTRALISEERDE AANSLUITING
Hier wordt de lastoorts op aangesloten.
4 - MASSAKABEL OF CONTACT
Hier wordt de massakabel op aangesloten.
5 – CONNECTOR
Connector type DB9 (RS 232) te gebruiken voor het
updaten van de lasprogramma's.
6 – CONNECTOR
USB-connector te gebruiken voor het updaten van de
lasprogramma's.
6
7
9
3
4
7 – AANSLUITING
Hier wordt de gasleiding afkomstig van de TIG-toorts op
aangesloten.
8 – CONNECTOR
Hier wordt de gasleiding afkomstig van de TIG-toorts op
aangesloten.
9– CONTACT (+)
Contact waar de connector van de massakabel wordt
aangesloten bij TIG-lassen, de klem met elektrode bij
MMA-lassen.
1
5
2
8
119