Catalogue HY10-4021-M1/EU
NL
Voor verdere informatie over in bedrijfstelling of gebruik van
de accumulator, contact Parker of een Parker agent.
6.1 In Bedrijfstellings Aanbevelingen
6.1.1 Vuldruk P0 – Maximaal toegestane vuldruk
De voorvuldruk (P0) is berekend uitgaande van de
werkcondities opgegeven door de klant.
Op sommige modellen is de maximaal toegestane vuldruk
aangegeven op de accumulator.
De accumulatoren worden als volgt aangeleverd:
•
klaar voor gebruik, voorgevuld op de juiste druk P0,
•
voorgevuld tussen de 2 en 5 bar (opslag druk): in dit
geval moet de accu worden voorgevuld tot P0 voordat
het in gebruik wordt genomen (see 6.2).
Vul de accumulator nooit hoger voor dan de maximaal
toelaatbare werkdruk van de accumulator, of hoger dan de
maximaal toegestane voorvuldruk, zoals vermeld op de
accumulator. (Afhankelijk van model.)
6.1.2 Vulgas :
Gebruik alleen zuivere stikstof minimaal 99,8% class 2.8,
behalve voor zuigeraccumulator waarvoor zuivere stikstof
minimaal 99,99% class 4 moet worden gebruikt (om
bescherming tegen corrosie te waarborgen).
Het is streng verboden om de accumulator voor te
vullen met zuurstof of lucht! EXPLOSIE GEVAAR!
6.1.3 Maximaal toelaatbare druk PS :
De maximaal toelaatbare druk (PS) is aangegeven op de
type plaat en accumulator.
Controleer of de maximaal toelaatbare druk groter is dan de
systeemdruk. Voor elke andere druk, contact Parker .
6.1.4 Toelaatbaar drukbereik (alleen type ELV / OLV):
De maximaal toelaatbare druk amplitude (ΔPmaxi = Pmax -
Pmin) tussen de maximale en minimale hydraulische druk
wordt aangegeven op de accu (alleen van toepassing voor
ELV / OLV accu).
Controleer of de druk amplitude waarde van het
hydraulische systeem onder de toelaatbare druk is.
6.1.5 Toelaatbare temperatuur TS :
De toelaatbare temperatuur range (Service Temperatuur) is
aangegeven op de type plaat en accumulator.
Controleer of de toegestane temperatuur range de
werktemperatuur omvat (omgeving en hydraulische
vloeistof temperatuur).
Voor elke andere temperatuur, contact Parker .
6.1.6 Gebruikte hydraulische vloeistof:
De materialen van de accumulator zijn vastgesteld op
basis van de gebruikte hydraulische vloeistof.
Controleer of de vloeistof geschikt is voor de apparatuur.
Het is ten strengste verboden een accumulator te
gebruiken met een vloeistof waarvoor deze niet is
ontworpen.
Met name een vloeistof uit vloeistofgroep 1 mag niet
worden gebruikt voor een accumulator die is ontworpen
voor vloeistofgroep 2.
De aangewezen vloeistofgroep (1 of 2) staat vermeld op
het typeplaatje van de producent van de accumulator.
CE User Manual
Accumulators
Voor de classificatie vloeistofgroep 1 raadpleegt u artikel
13 in de PED 2014/68/EU. Vloeistofgroep 2 betreft alle
andere media die niet tot vloeistofgroep 1 behoren.
Wanneer u een vloeistof uit vloeistofgroep 1 gebruikt,
dient u alle mogelijke voorzorgsmaatregelen te treffen
conform actuele regelgevingen op de locatie.
Neem voor meer informatie contact op met Parker
6.1.7 Plaats van installatie:
Zorg dat de labels en markering duidelijk zichtbaar zijn.
Laat minstens 200 mm boven het vulventiel vrij voor het
controleren en vullen met een test en vul inrichting.
Zorg bij gebruikte modellen met een ontluchtingsschroef
voor een volledige toegankelijkheid hiervan.
Houdt rekening met de omgeving condities en, indien
nodig, beschermen tegen warmte bronnen,
elektrische en magnetische velden, blikseminslag, vocht,
slecht weer enz.
Plaats voor een optimaal gebruik, de accumulator zo kort
mogelijk bij de installatie.
Kan geïnstalleerd worden in verticale positie met
het gasvulventiel aan de bovenzijde, tot
maximaal horizontaal.
Voor een optimaal resultaat dient de accumulator zo dicht
mogelijk bij installatie geplaatst te worden, bij voorkeur
in verticale positie met het gasventiel aan bovenzijde.
De accumulator kan horizontaal geplaatst worden.
(Uitzondering: De ELV / OLV modellen mogen alleen
verticaal gemonteerd worden met het gasventiel
aan bovenzijde.
6.1.8 Montage :
Monteer de accumulator als volgt:
•
Verzeker u ervan dat het aangesloten
leidingsysteem accumulator spannings vrij
wordt aangelegd.
•
Zorg dat de accumulator niet kan bewegen, of
minimaliseer elke beweging, dit om eventuele
leidingbreuk te voorkomen.
Parker beugels en steunen zijn ontworpen voor dit doel.
(Optioneel leverbaar)
De accumulator moet zo gemonteerd zijn dat er geen
uitwendige krachten op kunnen inwerken. Contact Parker
in geval van montage op verplaatsbare constructies.
6.1.9 Laatste controle voor het opstarten:
De opstart controle dient uitgevoerd te worden
overeenkomstig de lokaal actueel geldende regels.
6.2 Voorvullen
De accu moet worden voorgevuld bij P0 voor het
opstarten. Alle vul handelingen moeten plaatsvinden
volgens het volgende proces:
24
Parker Hannifin
Accumulator and Cooler Division Europe
Paris, France