Descargar Imprimir esta página

CT FINCH+ Manual De Instrucciones página 28

Elemento de amarre multiuso para trabajos en altura

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 16
NEDERLANDS
De gebruiksaanwijzing van dit apparaat bestaat uit een algemene en een speci-
fieke instructie en beide moeten vóor gebruik zorgvuldig worden gelezen. Let op!
Dit blad bevat slechts de specifieke instructie.
SPECIFIEKE INSTRUCTIES FINCH+.
Deze nota bevat de informatie die nodig is voor het correcte gebruik van het
(de) volgende product(en): Finch+ (verstelbaar werkpositioneringskoord/tijdelijke
verankering/horizontale reddingslijn/afdalingshulpmiddel).
1) TOEPASSINGSGEBIED.
Dit product is een persoonlijk beschermingsmiddel (PBM) voor positioneringswerk-
zaamheden en om vallen van hoogtes te voorkomenen voldoet aan verordening
(EU) 2016/425. EN 358:2018 - Positioneringsgordels en verbindingsmiddelen
voor positioneringsgordels. EN 795:2012-B/C - Tijdelijke verankeringsappara-
ten. EN 12841:2006-C - Verstelsysteem voor kabels/afdalingshulpmiddel (aan
alle vereisten van de norm zijn voldaan behalve bepalingen 4.1.2 and 4.1.3
die niet in acht zijn genomen; zie paragraaf 9 en Fig. 13). Dit product kan alleen
worden gebruikt met EG-gemarkeerde apparaten: werkapparatuur zoals aanslui-
tingen (EN 362), harnassen (EN 358/EN 361/EN 813) enz. Let op! Voor dit
product moeten de instructies van EN 365 (algemene instructies/paragraaf 2.5)
in acht worden genomen. Let op! Voor dit product is een grondige periodieke
inspectie verplicht (algemene instructies/paragraaf 8).
1.1 - Beoogd gebruik. Alle werkzaamheden op hoogte veronderstellen dat per-
soonlijke beschermingsmiddelen (PBM) worden gebruikt, ter beveiliging bij het
risico op valpartijen. Voordat de werkplek betreden wordt, dienen alle risicofacto-
ren in kaart gebracht te zijn (omgevingsfactoren, bijkomstige factoren, gevolgen).
Het apparaat is ontworpen voor de volgende doeleinden: bescherming tegen
een val vanaf hoogtes (EN 358/EN 12841-C); bescherming tegen een val van-
af hoogtes (EN 795-B/C). Let op! Dit apparaat niet gebruiken als hijsmiddel. Let
op! Voorzichtigheid is geboden bij gebruik in de buurt van bewegende machines
of in geval van elektrisch gevaar.
2) AANGEMELDE INSTANTIES.
Zie de legenda in de algemene instructies (paragraaf 9/tabel D): M4; N1.
3) BENAMING. (Fig. 2.1). A) Oog voor eindkarabiner. B) Uiteinde van het touw.
C) Beschermingsmantel. D) Regelaaraansluiting. E) Gat voor regelaaraansluiting.
F) Blokkeringsnok. G) Vrije kant van het touw. H) Omhulsel. I) Bedieningshendel.
3.1 - Belangrijkste materialen. Zie de legenda in de algemene instructies (para-
graaf 2.4): 3; 7 (regelaar); 7 (touw, beschermhuls).
4) MARKERING.
Nummers/letters zonder bijschrift: zie de legenda in de algemene instructies
(hoofdstuk 5).
4.1 - Algemeen (Afb. 3). Regelaar: 1; 4; 5; 6; 7; 8; 11; 12; 15; 19. Touw: 2;
4; 6; 7; 8; 11; 12; 19; 30) Diameter van het touw; 31) Lengte van het apparaat.
4.2 - Traceerbaarheid (Afb. 3). Regelaar: T1; T3; T8; T9. Touw: T2; T8; T9.
5) COMPATIBILITEIT.
5.1 - Aansluitingen. In het gat van de kabelverstelinrichting moet de uitgeruste
connector worden gebruikt of, als alternatief, een van de compatibele EN 362
ovale connectoren die zijn aangegeven in de tabel (Abf. 14). Let op! Het gebruik
van een andere aansluiting (bijv. een aansluiting met een brede basis) kan de
goede werking van het apparaat verstoren. De klemsleuf van het apparaat is
compatibel met alle standaardaansluitingen van de norm EN 362 die voorzien
zijn van een borgring (Afb. 2.2). Het kleine gaatje aan het einde van het eind-
slagomhulsel dient om het vrije uiteinde van het touw op zijn plaats te houden, bij-
voorbeeld door middel van een sleutelhanger met karabijnhaak. Levensgevaar!
Niet gebruiken voor aansluiting op een verankeringspunt.
5.2 - Verankeringspunten. Er mogen uitsluitend verankeringspunten worden ge-
bruikt die conform norm EN 795 ( minimum weerstand van 12 kN of 18 kN voor
niet metalen verankeringspunten) zijn, en geen scherpe randen hebben (Fig. 5).
6) GEBRUIKSAANWIJZING EN 358.
Het apparaat kan worden gebruikt als een verstelbaar werkpositioneringskoord.
6.1 - Zijdelingse aansluitmodus/EN 358. De regelaaraansluiting aansluiten op
een zijdelings aansluitpunt EN 358 van het harnas (Afb. 6.1). Het uiteinde van
het touw om de verankeringsstructuur heen leiden en de eindaansluiting op de
juiste wijze verbinden met het andere aansluitpunt EN 358 van het harnas (Afb.
4.1-4.2). Het positioneringskoord zo afstellen dat het onder spanning staat en
het verankeringspunt zich op of boven de hoogte van de gordel bevindt. De
hulplijn zo regelen dat het gespannen blijft en dat het ankerpunt zich bevindt
op een hoogt die gelijk of groter is dan deze van de gordel. Let op! Gebruik
de beschermingsmantel voor het behoud van het touw. Om de afstand tot het
verankeringspunt te verkleinen, trekt u met één hand aan de vrije zijde van het
touw (Afb. 6.3). Om het te vergroten, pakt u en draait u het apparaat lichtjes met
één hand terwijl u de structuur ondersteunt met de andere hand, of houdt u met
dezelfde hand de vrije zijde van het touw vast (Afb. 6.4).
6.2 - Voorste aansluitmodus/EN 813. De regelaaraansluiting verbinden met het
aansluitpunt aan de buikzijde EN 813 van het harnas (Afb. 7.1) en de eindaan-
sluiting rechtstreeks met het verankeringspunt (Afb. 7.2). Het positioneringskoord
Climbing Technology by Aludesign S.p.A. via Torchio 22
24034 Cisano B.sco BG ITALY
www.climbingtechnology.com
zo afstellen dat het onder spanning staat en het verankeringspunt zich op of
boven de hoogte van de gordel bevindt. Om de afstand tot het verankeringspunt
te verkleinen, trekt u met één hand aan de vrije kant van het touw (Afb. 7.3). Om
de afstand te vergroten, houdt u het vrije uiteinde van het touw met één hand
vast, terwijl u voorzichtig de bedieningshendel activeert om de snelheid van de
ontgrendeling van het touw langzaam in te stellen (Fig. 7.4.). Let op! Als u de
bedieningshendel bedient zonder het vrije uiteinde van het touw vast te houden,
kunt u vallen.
6.3 - Waarschuwingen. 1) Deze uitrusting is niet geschikt voor het stoppen van
vallen. Als er een valrisico bestaat, moeten persoonlijke antivalinrichtingen wor-
den aangebracht, of anders collectieve beschermingsinrichtingen. 2) De gebrui-
ker dient zich te allen tijde onder het verankeringspunt te bevinden (Fig. 8). 3)
Eenmaal gepositioneerd, moet het touw gespannnen blijven zodat het vallen van
meer dan 0,5 m wordt voorkómen. 4) Maximale werklast: 140 kg. 5) Door op de
werkplaats gebruik te maken van een positioneringssysteem, wordt de gebruiker
normaal gezien ondersteund door de uitrusting. Het is daarom essentieel een
backup-systeem te overwegen, bijvoorbeeld een anti-valsysteem. 6) De aanwe-
zigheid van knopen kan de werking van het apparaat verstoren.
7) GEBRUIKSAANWIJZING EN 795-B.
Het apparaat kan worden gebruikt als een tijdelijke verankering.
7.1 - Installatie. Het apparaat rond een structuur van geschikte vorm en sterkte
wikkelen. De regelaaraansluiting en de eindaansluiting verbinden met een extra
EN 362-aansluiting met geschikte weerstand (Afb. 9.2) of via een multi-veranke-
ringsplaat. De lengte van het touw aanpassen om een maximale hoek van 60°
te creëren (Afb. 9.3) en om ongecontroleerde bewegingen tijdens het gebruik
te voorkomen. Bind ten slotte een muilezelknoop vast met een veiligheidsknoop
aan de vrije kant van het touw naast de verstelinrichting. Let op! Controleren of
de regelaar niet tegen de constructie aan ligt (Afb. 9.4). Let op! De aangegeven
waarden hebben betrekking op proeven uitgevoerd op cirkelvormige doorsne-
den: verschillende profielen en eventuele knelpunten kunnen de spankracht van
het apparaat verminderen. Let op! De apparaten niet gebruiken rond structuren
met scherpe randen (Afb. 9.5).
8) GEBRUIKSAANWIJZING EN 795-C.
Het apparaat kan worden gebruikt om een horizontale reddingslijn te creëren met
een enkele overspanning.
8.1 - Installatie. Het apparaat installeren tussen twee verankeringspunten zoals
afgebeeld (Afb. 10.1). Een initiële spanning van ongeveer 1 kN toepassen door
aan het vrije uiteinde van het touw te trekken op de volgende manieren: met
behulp van twee personen (Afb. 10.2); met behulp van een enkele persoon ge-
holpen met een 3:1 takel (Afb. 10.3). Bind ten slotte een muilezelknoop vast met
een veiligheidsknoop aan de vrije kant van het touw naast de verstelinrichting.
Let op! Een te grote initiële spanning kan de veilige valafstand op de reddingslijn
enigszins verminderen, maar vergroot de spanningen die op de verankeringen
worden uitgeoefend. Let op! Een onjuiste installatie is gevaarlijk omdat het de
werking van het apparaat drastisch kan verstoren (Afb. 10.7).
8.2 - Gebruik. Voor de aansluiting op de reddingslijn de volgende apparaten
gebruiken: EN 354 houdkoord; EN 358 positioneringskoord; EN 355 koord met
valdemper. Let op! De aanwijzingen van het gebruikte apparaat respecteren, in
het bijzonder de positie ten opzichte van de verankering en de veilige valafstand.
Let op! De reddingslijn kan niet worden gebruikt in combinatie met een intrekbare
valbeveiliging EN 360. Let op! De horizontale reddingslijn niet gebruiken in com-
binatie met een geleidingssysteem met een flexibele verankeringslijn (EN 353-2)
die niet samen zijn getest: dit kan de waarde van de veilige valafstand aanzien-
lijk vergroten. Let op! Het blootstellen van de reddingslijn aan de weerselementen
kan de veiligheid ervan in gevaar brengen.
8.3 - Veilige valafstand (Fig. 11). Bij de installatie van de reddingslijn dient u
rekening te houden met de waarde van de veilige valafstand, d.w.z. de vrije
ruimte die de gebruiker nodig heeft om bij een val de grond of een obstakel niet
te raken. De veilige valafstand is gelijk aan de som van de volgende waarden:
A) Doorbuiging van de reddingslijn onder belasting. B) Maximale lengte van de
vanglijn na de val, inclusief (indien aanwezig) de verlenging van de valdemper.
C) Conventionele grootte van de gebruiker (1,5 m). D) Veiligheidsmarge (1 m).
8.4 - Verbuiging. De aangegeven verbuigingswaarden hebben betrekking op
proeven uitgevoerd met een dynamische spanning van 9 kN. Tijdens deze proe-
ven is de spanning die wordt doorgegeven aan de verankeringen minder dan 6
kN. Let op! Een val tijdens het gebruik kan minder ernstig zijn. Let op! Controleren
of het doorbuigen van de reddingslijn onder belasting of in geval van een val
niet tot gevolg heeft dat deze in contact komt met een scherpe rand of een ander
obstakel dat het touw kan beschadigen.
8.5 - WAARSCHUWINGEN EN 795-B/C.
1) De verankeringsapparaten mogen alleen door bevoegde personen of organi-
saties worden geïnstalleerd. 2) De installatie moet naar behoren worden geverifi-
eerd, bijvoorbeeld door berekeningen of proeven. 3) Na de installatie controleren
of de markering toegankelijk en leesbaar is, anders is het raadzaam om een
extra markering in de buurt van het verankeringsapparaat aan te brengen. 4) De
documentatie controleren die na de installatie door de installateur moet worden
verstrekt (EN 795:2012 - Bijlage A.2). 5) De verankeringsapparaten zijn ontwor-
IST23-7l928CT_rev.5 04-21
28/55

Publicidad

loading