1. Zet de camera op de M mode en stel het diafragma in.
2. Druk op de MODE toets totdat het multi flash symbool verschijnt.
3. Druk op de SEL toets totdat de flitsfrequentie knippert.
4. Druk op de + of – toets om de gewenste flitsfrequentie te kiezen.
5. Na het wederom indrukken van de SEL toets gaat het symbool
van de lichtdosering knipperen.
6. Druk op de + of – toets om de gewenste lichtdosering in te stellen.
7. Druk weer op de SEL toets en het flitsaantal symbool gaat knipperen.
8. Druk op de + of – toets om het gewenste aantal flitsen te selecteren.
9. Druk nogmaals op de SEL toets, de LCD display zal stoppen met knipperen.
10. Wanneer het OK lampje van de flitser brandt, is de flitser klaar voor gebruik.
NB: Zet de sluitertijd langer dan: het aantal gewenste flitsen gedeeld door de flitsfrequentie.
Het instellen van de juiste lichtdosering
Pag. 42 (tabel A) combinatie van 1
Lees de afstand tot het onderwerp af op de scherpstelring van uw objectief. Draai aan de
diafragmaring van het objectief totdat de afstand aangegeven op het LCD display en de afstand tot het
onderwerp ongeveer gelijk zijn.
Indien u met andere camera's werkt als bovengenoemd, lees de afstand tot het onderwerp af op de
scherpstelring van uw objectief. U kunt nu zowel de lichtdosering als de diafragmawaarde aanpassen.
Let u op de volgende punten als u de diafragmawaarden aanpast.
1. Druk diverse malen op de SEL toets totdat de F-waarde begint te knipperen.
2. Druk op de + of – toets om de F-waarde te bepalen.
3. Druk op de SEL toets en de F-waarde zal stoppen met knipperen.
Zorg ervoor dat de aangegeven afstand op het LCD display ongeveer gelijk ligt aan de werkelijke
afstand tot het onderwerp.
Lees de F-waarde af en stel deze in op het objectief.
◆ U kunt de juiste belichting berekenen door gebruik te maken van de formule
richtgetal / afstand tot het onderwerp = F-stop
Deze flitser berekent de afstand tot het onderwerp door gebruik te maken van bovengenoemde
formule en geeft deze tevens aan. (zie tabel 1 op laatste bladzijde)
INDIRECT FLITSEN
Wanneer u in een kamer fotografeert met flits, ontstaat er soms
achter het onderwerp een zware slagschaduw. Indien u de
flitsreflector omhoog richt of opzij om het licht via het plafond of
de muur te laten weerkaatsen, zal het onderwerp veel zachter
worden belicht. Druk op de 'lock'-toets en verstel de flitserkop in de
gewenste hoek. De volgende hoeken zijn in te stellen:
Omhoog: 0°, 60°, 75° en 90°
Rechts: 0°, 60°, 75°, 90° Links: 0°, 60°, 75°, 120°, 150°, 180°
In deze instellingen wordt een symbool
display.
De opname zal een kleurzweem krijgen in dezelfde tint als het
reflecterende oppervlak. Kiest u daarom een wit oppervlak voor weerkaatsing van de flits. Het
effectieve bereik van de TTL AUTO instelling is variabel en afhankelijk van de grootte van het
reflectie-oppervlak, de afstand van het onderwerp en andere factoren. Daarom is het raadzaam om na
elke opname de flitsaanduiding (EDDL of DDL symbool) op het LCD display te controleren.
CLOSE-UP OPNAMEN
Voor opnamen dichtbij kan de flitser 7° naar beneden gericht worden. De flits heeft alleen effect
wanneer het onderwerp zich tussen de 0.5 en 2 meter van de lens verwijderd is. Wanneer de flitskop
naar beneden gericht is, verschijnt het
Omlaag: 0°, 7°
zichtbaar op het LCD
symbool in het LCD display.
46