– Bij gebruik van Poly-pads (K4) deze eerst
op de meeneemschijven (K3) bevestigen
– Het borstelhuis pas weer omlaag brengen
als de sleutelhoofdschakelaar (B1, H2) in
de stand AAN staat, dan op het pedaal
drukken (C7)
Instellen van de zuigmond
Het optimale zuigresultaat is afhankelijk van de
gebruikte zuigstrips, de druk en de instelhoek.
De hoek zo instellen dat het optimale zuigef-
fect wordt bereikt.
De basisinstelling van de contacthoek van de
zuigmond wordt door Wetrok gemaakt en is
van een markering voorzien.
De optimale instelling kan door draaien aan de
stelschroeven (C1+C2) bereikt worden. De
stelschroef (C1) verandert de aandrukhoek
t.o.v. het vloeroppervlak. Met de stelschroef
(C2) kan de hoogte en daarmee de druk van
de zuigstrips tegen het vloeroppervlak inge-
steld worden. De zuigstrips passen zich met
behulp van het steunwiel van de zuigmond
(A16) steeds aan het vloeroppervlak aan.
4.4 In werking stellen van de machine
De op de machine (deksel A1) geplakte picto-
grammen geven aanwijzingen welke volgorde
er bij het starten van het reinigingsproces
moet worden aangehouden.
E-modellen:
– NOODSTOP-stekker (D1) insteken.
– De elektriciteitskabel aansluiten op een
stopcontact met 230 V/50Hz.
– Het borstelhuis (A5) omlaag brengen met
het pedaal (C7). De watertoevoer en het
draaien van de borstels starten automatisch.
– De zuigmond met de hand omlaag brengen
met de hendel (A14). De zuigfunctie start
automatisch.
– Afhankelijk van de mate van vervuiling moet
de hoeveelheid water met de waterdosering
(D3) bijgesteld worden.
– Onmiddellijk wegrijden wanneer de borstel-
motor ingeschakeld is, anders kunnen er
blijvende ringvormige schuursporen ont-
staan. Tijden een stilstand van meer dan 3
seconden moet het borstelhuis uitgescha-
keld worden.
B-modellen:
– Batterijlaadstekker (NOODSTOP-stekker)
(D1) van de lader verwijderen en in de aans-
luiting (D2) steken.
– De hoofdsleutelschakelaar op AAN zetten.
– Het borstelhuis (A5) omlaag brengen met
het pedaal (C7). De watertoevoer en het
draaien van de borstels starten automa-
tisch.
– De zuigmond met de hand omlaag brengen
met de hendel (A14). De zuigfunctie start
automatisch.
– Afhankelijk van de mate van vervuiling moet
de hoeveelheid water met de waterdosering
(B2, D3) bijgesteld worden.
– Onmiddellijk wegrijden wanneer de borstel-
motor ingeschakeld is, anders kunnen er
blijvende ringvormige schuursporen ont-
40
staan. Tijden een stilstand van meer dan 3
seconden moet het borstelhuis uitgescha-
keld worden.
A-modellen:
– Batterijlaadstekker (NOODSTOP-stekker)
(D1) van de lader verwijderen en insteken.
– De hoofdsleutelschakelaar op AAN zetten.
– Het borstelhuis (A5) omlaag brengen met
het pedaal (C7).
– De borstelmotoren en de watertoevoer wor-
den gelijk met de rijhendel (H3) gestart
– De zuigmond met de hand omlaag brengen
met de hendel (A14). De zuigfunctie start
automatisch.
– Afhankelijk van de mate van vervuiling moet
de hoeveelheid water met de waterdosering
(D3) bijgesteld worden.
Beschrijving van het rijpaneel:
– Rijhendel (H3) naar voren drukken = vooru-
it rijden (traploos)
– Rijhendel (H3) terug trekken = achteruit rij-
den (traploos)
– Als de rode LED (H5) op het bedieningspa-
neel brandt, geeft dit overbelasting van de
rij-aandrijving aan.
Reset door de sleutelhoofdschakelaar (H2)
naar UIT en AAN te schakelen. Dan is de
machine is weer startklaar.
Attentie:
Ter bescherming van de rij-elektronica is er
een temperatuurbewaking ingebouwd. Als de
grenswaarde overschreden wordt, wordt het
rijden ca. 3 min. buiten werking gezet. De LED
gaat daarbij niet branden.
4.5 Noodrem
Bij plotseling optredende obstakels kan de ma-
chine door trekken aan de NOODSTOP-stek-
ker (D1) abrupt tot stilstand gebracht worden.
4.6 Controle van waterstand en schu-
imvorming
– De vuilwatertank is voorzien van een
elektronische sensor (E9, F9) die uitscha-
kelt als hij gedurende 9 sec. voortdurend
door water, schuim of zoutafzettingen kort-
gesloten wordt.
– Zodra de kortsluiting opgeheven wordt,
start de zuigmotor na 9 sec. automatisch
weer.
Langdurige schuimvorming – de rode
LED (B7) brandt
E-modellen:
– Tank legen, schuim verwijderen of zoutaf-
zettingen tussen de sensors verwijderen.
– Elektriciteitskabel uitrekken.
– Elektriciteitskabel insteken.
– De LED brandt niet meer.
B-modellen:
– Tank legen, schuim verwijderen of zoutafzet-
tingen tussen de sensors verwijderen.
– Reset door de sleutelhoofdschakelaar (H2)
naar UIT en AAN te schakelen.
– De LED brandt niet meer
4.7 Reset-functie
Als er een reset wordt uitgevoerd (sleutel-
hoofdschakelaar UIT-AAN) wordt de rij-elektro-
nica of de basis-elektronica (borstelmotor en
zuigturbine) weer in de oorspronkelijke uit-
gangstoestand geschakeld. Deze functies
hebben geen beveiligingen nodig.
Bij de volgende overschrijdingen van de basi-
sprint-grenswaarden worden de volgende
functies uitgeschakeld:
– rijmotor:
bij 14 A gedurende 10 sec.
– borstelmotor l+r:
bij 27 A gedurende 25 sec.
– zuigmotor:
bij 20 A gedurende 10 sec.
4.8 Aan het eind van het werk
– Borstelhuis met het pedaal (C7) omhoog
brengen.
– De zuigmond (C4) met de hendel (A14) om-
hoog brengen. De uitlooptijd van de zuig-
functie bedraagt ca. 7 sec.
– Door het ingebouwde ventiel hoeft de wa-
terdosering niet naar de 0-stand gedraaid
te worden.
– Sleutelhoofdschakelaar (B1, H2) op UIT
draaien en verwijderen.
– Als de machine op een hellend vlak wordt
neergezet, kan het borstelhuis met de toe-
behoren omlaag gebracht worden. De ma-
chine moet bij het verlaten tegen onbedoeld
bewegen en wegrollen beveiligd worden.
Tank legen
Membraan:
– De schoonwatertank wordt via de slang
(A13) geleegd.
– Het membraan (F3) wordt aan de mem-
braanzakafdichting (I2) opgehangen.
– Het uitstromende vuile water wordt met de
slang (A12) gereguleerd.
– De hele tank en het membraan met schoon
water spoelen.
Tank met vaste wand:
– De klotsbescherming (E6) omhoog brengen
en de vuilwatertank met schoon water
spoelen.
4.9 Werkmethode
De te reinigen vloer eerst ontdoen van droge
losliggende (grove) vervuiling.
Directe reinigingsmethode
– Bij het werken in banen de rand van het
reeds gereinigde vlak bij de volgende ar-
beidsgang ca. 3-5 cm overlappen.
– Watertoevoer en rijsnelheid afhankelijk van
de mate van vervuiling van de vloer doseren.
– Vloer voor en achter de machine in het oog
houden. Het losgemaakte vuil moet met
voldoende vloeistof weggespoeld en in één
arbeidsgang opgezogen worden.
Indirecte reinigingsmethode
– Sterk vervuilde vloeren eerst goed met een
reinigingsoplossing nat maken en de- ze