KENMERKEN
–
De ademteugvolumes wisselen dynamisch in lijn met de
geselecteerde ademhalingsfrequentie
SimBaby accepteert een breed bereik aan
luchtwegbeheerapparaten en -technieken. Enkele
voorbeelden zijn:
–
Ballon-Ventiel-Masker (BVM)
–
Orale/nasale faryngeale luchtwegen
–
Endotracheale tubes - nasaal en oraal (aanbevolen
ET-tubegrootte is 3,5. We raden ook het gebruik van een
geleidingsdraad aan. Zoals als bij elke directe intubatie moet erop
worden gelet dat de geleidingsdraad niet uitsteekt voorbij het
einde van de slang.]
–
Larynxmasker (LMA) [De Laerdal SimBaby maakt het gebruik
mogelijk van de LMA Classic en LMA Unique. De aanbevolen
grootte is 1,5.]
–
Procedures voor optische vezels
–
Plaatsing van nasogastrische slang
–
Voor het uitvoeren van directe laryngoscopie en endotracheale
intubatie zijn de juiste vorm en techniek vereist.
–
Het juiste gebruik van verschillende instrumenten zal de
patiëntsimulator succesvol beademen.
De simulator bevat twee longen
Te diepe intubatie zal leiden tot een unilaterale longvulling.
Dit gebeurt meestal op de rechterzijde, door de nauwkeurige
anatomische modellering van de tracheobronchiale vertakking.
De luchtwegen bevatten enkele door de instructeur
geregelde luchtwegcomplicaties. Met behulp van de
computergebruikersinterface kunnen de volgende
luchtwegfuncties geactiveerd en gedeactiveerd worden:
–
Faryngeale obstructie
–
Tongoedeem
–
Laryngospasme
–
Verminderde longelasticiteit
–
Verhoogde weerstand in de rechter- of linkerlong
–
Pneumothorax
–
Maagdecompressie
–
Uitademing van CO
2
–
Variabele ademhalingsfrequentie
–
Variabel ademhalingspatroon
•
Obstructieve ademhaling
•
Subcostale retracties
•
Unilaterale ademhaling
–
Apneu
–
Variabele pulsoximetrieweergave
–
Ademhalingsgeluiden
Waarschuwing: Vóór het gebruik van luchtweginstrumenten, besproeit
u alle te plaatsen luchtwegbeheerapparaten met een kleine
hoeveelheid luchtwegglijmiddel. Gebruik slechts een minimale
hoeveelheid luchtwegglijmiddel in de luchtwegen van de simulator.
Zorg ervoor dat het slokdarmfilter na elke sessie of cursus wordt
vervangen als luchtwegglijmiddel is gebruikt.
Abdominale distentie
Abdominale distentie doet zich voor bij een te hoge ademhalingsdruk
bij het gebruik van het Ballon-Ventiel-Masker. NG-slang kan geplaatst
worden. De gebruiker moet de maagdistensie aanklikken via de
software om de lucht uit de maag te laten.
Ademhaling
Waarschuwing: Voer geen borstcompressies uit als de spontane
ademhaling is geactiveerd, om schade aan de ballon te voorkomen.
Pneumothorax
De pneumothorax aan de linkerzijde kan via de software
gesimuleerd worden. De studenten zien daarna een unilaterale
opgaande borstkasbeweging op de simulator.
Thoraxdrain
De plaatsing van de thoraxdrain kan worden uitgevoerd bij het
midaxillaire gebied. Er kan een snede worden gemaakt bij de
midaxillaire lijn bij de 4e en 5e intercostale ruimte.
Naalddecompressie
Naalddecompressie kan uitgevoerd worden bij de linker
midclaviculaire lijn, 2e intercostale ruimte. We raden aan om een
naald van maat 22 te gebruiken voor decompressie van de borstkas.
Door een dunnere naald te gebruiken, gaan de huid van de borstkas
en de ballon langer mee.
Lucht- en CO
-bron
2
Perslucht wordt via een regulatie-eenheid geleverd door een
compressor of een ander type persluchtbron, waardoor er vele
functies plaats kunnen vinden:
–
Luchtwegcomplicaties
–
Spontane ademhaling
–
Inflatie van de spanningspneumothorax
De compressor werkt bij 110 of 230 – 240 V AC. Het kan worden
aangesloten op een CO
-bron om CO
uit te laten ademen.
2
2
Bloedsomloop
Defibrillatie
Waarschuwing
–
Volg alle normale veiligheidsmaatregelen op voor gebruik van
defibrillators.
–
Aansluitingen voor externe pacing zijn verbonden aan de
defibrillatieaansluitingen van de simulator.
–
Kleefelektrodes mogen niet gebruikt worden aangezien ze niet
voldoende contact kunnen garanderen.
Het systeem heeft een variabele pacingdrempelwaarde en de
mogelijkheid om pacing te "negeren". Pacingregistratie leidt tot een
pols die is gesynchroniseerd met de hartslag en de weergave van
een gepaced ritme op de gesimuleerde patiëntmonitor.
De patiëntsimulator is uitgerust met twee defibrillatieaansluitingen.
Het ECG-signaal kan over deze aansluitingen bewaakt worden.
106
INSTELLING
De instructeur kan via een toetsenbordopdracht de functie
"Ignore Defib" (Defibrillator negeren) kiezen. Dit bepaalt of
de defibrillatieschok leidt tot een conversie naar een gekozen
wachtritme. Handmatige paddeladapters (handmatige
defibrillatorplaten) zijn meegeleverd voor gebruik met handmatige
defibrillatoren.
Opmerking: De ECG-aansluitingen zijn alleen ontworpen voor
ECG-bewaking. Als defibrillatie wordt geprobeerd over een of
meer van de ECG-aansluitingen, dan kunnen, tijdens de schok,
de ontblote aansluitingen onder hoge spanning staan. (Zie het
hoofdstuk "Opmerkingen en waarschuwingen").
Defibrillatiepogingen via de ECG-aansluitingen beschadigen ook de
inwendige elektronica, waardoor deze vervangen moeten worden.
Hartslag
–
SimBaby heeft palpabele polsslagen:
–
Bilaterale femorale pols
–
Linker radiale en brachiale pols
–
De polsslagen worden gesynchroniseerd met de gesimuleerde
ECG en, indien geactiveerd, de externe pacemaker na registratie.
–
Polsslagen zullen na activering ongeveer vijf seconden aanblijven
voordat heractivering is vereist.
Opmerking: Bij het palperen van polsslagen moet zorgvuldig te
werk gegaan worden. Gebruik geen overmatige kracht omdat er
dan geen hartslag zal worden gevoeld.
Geluiden
De torso bevat enkele verborgen luidsprekers die de
realistische auscultatie van geluiden mogelijk maken:
–
Long, links en rechts
–
Hart, boven en onder
Lichaamsbeweging
Er kan lichaamsbeweging worden gesimuleerd en dit vereist dat
de simulator op een vaste ondergrond ligt. Plaats een stuk karton
of soortgelijk materiaal onder de simulator als het op een zacht
oppervlak (bed, matras, etc.) is geplaatst.
Geneesmiddelen en IV
De rechterarm is bestemd voor IV-vaardigheden en
zorgt voor:
–
Cannulatie
–
Flebotomie
–
Toedienen van medicijnen
•
Infuus
•
Benen: beide benen hebben IO en IV-toegang met
vervangbare onderbenen met IO en IV-toegangspunten.
Bloedsomloop
Bloeddrukarm
De linkerarm is een bloeddrukarm met radiale en brachiale polsslagen
en Korotkoff-geluiden. De bloeddruk kan worden gemeten met de
meegeleverde bloeddrukmanchet die is gekoppeld aan de Link Box en is
geïnstalleerd op de brachiale positie van de linkerarm (bloeddrukarm).
Bloeddrukinstellingen worden geregeld met de computer, en zijn
gekoppeld aan de ECG-functies, zodat als u een ritme wijzigt van
een perfunderend ritme naar een niet-perfunderend ritme, dit ook
wordt gereflecteerd op de bloeddrukinstellingen die gewijzigd zullen
worden volgens het nieuwe ritmetype. Een niet-perfunderend ritme
zal de ademhalingsfrequentie (RR) op nul zetten. Bij het wijzigen naar
een perfunderend ritme blijft de bloeddruk 0/0 blijven totdat de
bloeddruk wordt gewijzigd.
Ook kan een auscultatiegap gesimuleerd worden.
Aansluiten van de IV-arm
De aderen zijn zelfsluitend, wat herhaald gebruik mogelijk maakt;
herhaald aanprikken in hetzelfde gebied leidt sneller tot lekkages dan
wanneer de cannulaties zijn verspreid over een breder gebied. Het
gebruik van kleinere naalden verlengt ook de "levensduur" van de
aders. Het adersysteem en de huidmantel zijn beide vervangbaar.
De IV-arm kan worden gebruikt met gesimuleerd bloed door een van
de meegeleverde bloedsysteemslangen aan te sluiten op een van de
twee latex aderopeningen bovenaan de arm. Met het meegeleverde
gesimuleerde bloedconcentraat, mengt u het gewenste volume van
gesimuleerd bloed en voegt u het toe aan de IV-zak (zie Vullen van de
IV-zak). Laat het gesimuleerde bloed lopen, totdat het via de slang in
de arm en uit de andere latex ader loopt. Nadat vloeistof vrij uit de
tweede ader loopt, moet u deze het afdichten met een klem. Met een
naald met maat 22 (of kleiner) wordt de levensduur van de IV-armhuid
verlengd. Als u wilt dat de student de medicijnen injecteert, bevestigt u
een tweede IV-zak voor vrije doorstroming.
Waarschuwing: Als tijdens een oefensessie gebruik wordt gemaakt
van vloeistof en/of medicijnen in de IV-arm, moet deze na de
oefensessie direct worden geleegd.
Verbinden van de IV/IO-benen
De IV/IO-benen kunnen met gesimuleerd bloed gebruikt worden.
Met het meegeleverde gesimuleerde bloedconcentraat, mengt u het
gewenste volume van gesimuleerd bloed met water en voegt u het
toe aan de IV-zak.
Voordat de IV/IO-oefeningen kunnen beginnen, moet u de
onderbenen vullen met simulatiebloed. Gebruik een injectiespuit en vul
door de ventielen aan de achterzijde van het onderbeen (waarbij het
ventiel het hoogste punt is om te vermijden dat er lucht in het been
achterblijft). Bevestig twee van de meegeleverde bloedsysteemslangen
aan de latex aderopeningen bij de bovenzijde van de onderbenen en
laat het gesimuleerde bloed lopen totdat het via de slang in de benen
loopt. Controleer of de ventielen niet zijn gesloten voordat deze
procedure wordt uitgevoerd. Sluit het ventiel wanneer de vloeistof vrij
loopt. Met een naald van maat 22 (of kleiner) wordt de levensduur
van de IV-beenhuid en ader verlengd.
Voor IO-training wordt het gebruik van een naald met maat 14
(of kleiner) aanbevolen. Vervang het onderbeen na elke cursus indien
het is gebruikt voor IO-cannulaties.
107
107