13
Het automatische deurslot installeren
Het automatische poortslot (model 841EU) wordt gebruikt om te voorkomen dat de poort manueel wordt geopend zodra ze volledig gesloten is.
OPMERKING: Oudere model 24 V deursloten zijn niet compatibel.
1. Het slot moet indien mogelijk binnen 3,05 m van de poortopener worden gemonteerd, aan dezelfde kant als de poortopener.
2. Zorg ervoor dat het oppervlak van de rail proper is en bevestig het slotsjabloon op het spoor, zodat het boutgat zich ongeveer 7,6 cm van het
midden van een poortroller bevindt.
3. Boor gaten zoals gemarkeerd op het sjabloon.
4. Bevestig het automatische poortslot aan de buitenkant van het poortspoor met de verstrekte elementen.
5. Leg beldraad op de muur naar de poortopener. Gebruik geisoleerde nietjes (optioneel) om de draad op verschillende plaatsen vast te maken.
Steek de draad door de onderkant van de poortopener.
6. Steek de connector in een plug in de poortopener. Een tweede poortslot (841EU) kan worden geïnstalleerd aan de tegenovergestelde zijde van
de poort via de bovenstaande instructies.
TEST VAN HET AUTOMATISCHE POORTSLOT
1. Als de poort volledig gesloten is, moet de bout van het automatische poortslot (B) uit het spoor steken.
2. Bedien de poort in de open richting. Het automatische poortslot (A) moet terugtrekken vooraleer de poort begint te bewegen.
3. Bedien de poort in de neerwaartse richting. Wanneer de poort de volledig gesloten positie bereikt, moet het automatische poortslot in de
vergrendelde positie gaan om de poort vast te maken.
OPMERKING: Als het automatische poortslot niet werkt, kan het slot manueel worden ontgrendeld door de manuele ontgrendelingshendel (C) naar
de open positie te schuiven.
14
De kabelspanningsmeter bevestigen (041A9264)
De kabelspanningsmeter MOET worden aangesloten en correct geïnstalleerd vooraleer de garagepoortopener in de
neerwaartse richting beweegt. De kabelspanningsmeter detecteert ELKE speling die zich in de kabels kan voordoen
en keert de poort om, waardoor serviceoproepen overbodig zijn. De installatie van de kabelspanningsmeter is vereist
overeenkomstig EN12453.
OPMERKINGEN: De verzonden kabelspanningsmeter is voor installatie aan de linkerkant. Voor installatie aan de rechterkant verwijdert u de veer-
ring die de roller op zijn plaats houdt en monteert u hem opnieuw aan de tegenovergestelde zijde van de kabelspanningsmeter.
1. Zorg ervoor dat de poortkabel zich ongeveer 19 mm van het montageoppervlak bevindt. De poort moet eventueel worden afgesteld of van een
vulstuk voorzien om de juiste diepte voor de poortkabel te verkrijgen.
2. Positioneer de kabelspanningsmeter zodat de roller zich 5-15 cm van de trommel bevindt en de roller 3-6 mm voorbij de kabel gaat. Zorg ervoor
dat er een houten steunbalk onder de kabelspanningsmeter zit en dat de roller vrij is van obstakels.
OPMERKINGEN: Er mogen op de installatieplaats geen obstakels zijn die verhinderen dat de kabelspanningsmeter volledig sluit wanneer er
speling wordt gedetecteerd.
3. Markeer en boor pilootgaten van 5 mm voor de schroeven (pilootgaten zijn niet vereist voor ankers).
4. Bevestig de kabelspanningsmeter op de muur met de verstrekte gereedschappen. Controleer of de roller bovenop de kabel zit.
5. Leg beldraad naar de poortopener. Gebruik geisoleerde nietjes om de draad vast te maken.
6. Sluit beldraad aan op de groene snelverbindingsklemmen (10 + 11) op de poortopener (polariteit is van geen belang).
OPMERKINGEN: De kabel moet gespannen zijn over het hele traject van de poort. Zorg ervoor dat er aan de tegenovergestelde zijde van de
poort geen speling op de kabel zit tijdens normaal gebruik. Als er tijdens de beweging van de poort speling is, moet u de kabels aanpassen.
Als er twee kabelspanningsmeters worden geïnstalleerd, zal de poort niet omlaag bewegen of zal ze omkeren wanneer een van de meters verslap-
ping detecteert of is losgekoppeld.
TEST VAN DE KABELSPANNINGSMETER
1. Als de poort volledig gesloten is, drukt u op de voorkant van de kabelspanningsmeter. Er moet een klik te horen zijn. Als er geen klik is, kan het
zijn dat de roller de stijl raakt en de schakelaar niet toelaat om speling in de kabel te detecteren. Zorg ervoor dat de kabelspanningsmeter gelijk
met de muur wordt gemonteerd en dat de roller vrij is van obstakels.
De 1k weerstand dient enkel om problemen met de instellingen van de CTM op te sporen. Volgens EN12453 moet de kabelspanningsmeter worden
geïnstalleerd om speling op de kabel goed te detecteren.
Als uw kabelspanningsmeter geactiveerd is, geven de OMHOOG en OMLAAG pijlen diagnostische code 3-5.
(verplichte accessoire)
6 / nl