Wielvergrendeling met eenhan-
dig gebruik
Uw rolstoel is uitgerust met twee
sets wielvergrendelingen die
kunnen worden bediend van de
rechter- of linkerkant. Ze zijn recht-
streeks tegen de banden gemon-
teerd. Om de vergrendeling aan te
wenden duwt u de vergrendeling-
hendel zo ver mogelijk naar voren
(fig. 1). Om het wiel vrij te maken
trekt u de hendel terug naar de
oorspronkelijke positie. De een-
handige wielvergrendeling wordt
altijd geleverd met een hendelver-
lenging, die het bedienen ervan
gemakkelijker maakt. Deze verlen-
ging is op de wielvergrendelingen
vastgeschroefd. Door hem
omhoog te trekken kan de hendel
naar voor worden gevouwen.
De remkracht zal verminderen
door:
• Versleten bandenprofiel
• Te lage bandendr
• Natte band
• Verkeerdelijk geplaatste wielvergrendelingen.
De wielvergrendelingen werden niet ontworpen om
als remmen te dienen voor een in beweging zijnde
rolstoel. Daarom mogen ze ook nooit in deze capa-
citeit worden gebruikt. Gebruik altijd de hoepels om
te remmen.
• Zorg ervoor dat de afstand tussen de banden en
de wielvergrendelingen voldoet aan de gegeven
specificaties (fig. 2). Om bij te stellen draait u de
schroef 1) los en regelt u de afstand. Maak de
schroef weer vast. (Zie de pagina betreffende
koppel).
OPGELET:
Telkens u de achterwielen bijstelt, moet u de
afstand tot de wielvergrendelingen controleren
en bijstellen indien nodig.
Indien u de wielvergrendelingen te dicht bij de wie-
len monteert, zal dat een verhoogde inspanning vra-
gen om ze te bedienen. Dat kan het breken van de
remhendelverlenging veroorzaken! Indien u tijdens
een transfer gaat leunen op de remhendelverlenging
kan ook dat het breken van de hendel veroorzaken!
Opspattend water van de banden kan leiden tot ver-
minderde werking van de wielvergrendelingen.
Optie – Voetplaten
Voetplaten
De voetplaten kunt deze opklap-
pen om makkelijker in en uit uw
rolstoel te komen.
Lengte van het onderbeen
Als u de stelschroeven (1) verwij-
dert, kunt u de beensteun aanpas-
sen aan de lengte van uw onder-
benen. Draai de stelschroeven
eruit, zet de buizen met de been-
steun op de gewenste positie,
steek de stelschroeven opnieuw in
hun openingen en draai ze vast. (Zie de pagina over
koppel). Zorg ervoor dat de kleine plastic plaathou-
der zich op de juiste plaats bevindt onder de stel-
schroef. Er moet altijd 2,5 centimeter afstand zijn tot
aan de grond.
1009/3/ST-000690634.EMS.2/Rev.D
1
2,5 cm
Beensteunen en
ontgrendelknop
De voetsteunen kunnen in- en uit-
waarts worden gezwaaid onder het
zitjuk. Monteer de voetsteun door
hem in te voegen, met de voet-
plaat naar binnen/buiten gericht.
Draai hem dan naar de middenlijn
tot hij op zijn plaats vastklikt.
Om de voetsteunen te verwijderen
trekt u aan de hendel (1), zwaait u
de voetsteunen naar binnen of bui-
ten en heft u ze op om ze te verwij-
deren.
Zorg ervoor dat de voetsteun goed op zijn plaats
vastklikt.
OPGELET:
De voetsteunen mogen niet worden gebruikt om
de stoel te tillen of te dragen wanneer de gebrui-
ker in de stoel zit.
Om te verhogen:
Trek de voetsteunen naar omhoog en plaats ze op
de gewenste hoogte.
U zult horen wanneer de voetsteun op zijn plaats
vastklikt.
Om te verlagen:
Hef het onderbeen op en houd de hendel ingedrukt
om de voetsteun vrij te maken. U kunt de voetsteun
nu verlagen. Zodra u de hendel loslaat, zal de voet-
steun op zijn plaats vastklikken.
OPGELET:
Houd de handen weg van het aanpassingsme-
chanisme tussen het frame en de beweegbare
onderdelen van de voetsteun terwijl u de voet-
steun verhoogt of verlaagt.
OPGELET:
De voetsteunen mogen niet worden gebruikt om
de stoel te tillen of te dragen wanneer de gebrui-
ker in de stoel zit.
De amputatiebeschermer kan in alle richtingen
worden bijgesteld naar de eisen van de gebruiker.
Optie – Voorwielen
Voorwielen, balhoofden, voorvorken
Het kan gebeuren dat de rolstoel iets afwijkt naar
links of naar rechts of dat de voorwielen wiebelen.
Dat kan door de volgende zaken komen.
• De voorwaartse en/of achterwaartse wielbewe-
ging is niet goed ingesteld.
• De camber is niet goed afgesteld.
• De luchtdruk van het voorwiel en/of van het ach-
terwiel is niet goed; de wielen draaien niet soepel
genoeg.
Als de voorwielen niet goed afgesteld zijn, zal de
rolstoel niet in een rechte lijn rijden. U moet de voor-
wielen laten afstellen door een erkend dealer. Tel-
kens wanneer u de positie van het achterwiel hebt
laten veranderen, moet u het balhoofd opnieuw
aanpassen en de wielvergrendelingen controleren.
1
43
CLASSIC 100, 160, 160XL