wordt geadviseerd de als optie geleverde passer te ge-
bruiken. Het is van belang te herinneren dat het gebruik
van deze passer de hierboven beschreven starttechniek
noodzakelijk kan maken (fig.2).
Fig. 2
Houd de vonkboog niet onnodig ingeschakeld in de
lucht, om slijtage van de elektrode, de luchtverdeler en
het snijmond stuk niet te vergroten.
Zet het apparaat uit nadat het werk beëindigd is.
3.2 SNIJDEN OP ROOSTERS (SELF–RESTART SNIJ-
WIJZE).
Activeer deze functie als u geperforeerde staalplaten of
roosters moet snijden.
De ontstekingsboog wordt automatisch weer ingescha-
keld als u aan het einde van de snede de knop ingedrukt
houdt. Gebruik deze functie uitsluitend als dit nood-
zakelijk is om een overmatige slijtage of verbruik van
de elektrode of mondstuk te vermijden.
4.3 SCHOONBRANDEN ("GOUGE" SNIJWIJZE). uit-
sluitend voor toorts CP161.
Fig. 4
Met deze handeling kunt u defecte lassen verwijderen,
gelaste stukken van elkaar losmaken, flappen voorbe-
reiden, enz. Maak voor deze handeling gebruik van een
mondstuk ø 3 mm.
Fig. 3
De te gebruiken stroomwaarde varieert afhankelijk van de
dikte en de hoeveelheid te verwijderen materiaal van 60
tot 100A. Voer de handeling uit met een gekantelde toorts
(afb.4). Verplaats de toorts naar het gesmolten materiaal
zodat het gas, dat uit de toorts stroomt, het materiaal
verwijdert. De kanteling van de toorts ten opzichte van
het stuk is afhankelijk van de gewenste penetratie. Ge-
smolten afvalmateriaal kan zich tijdens het proces aan
het mondstukhouder en de bescherming vasthechten.
Reinig het mondstukhouder en de bescherming regelma-
tig om te voorkomen dat zich fenomenen (dubbele boog)
kunnen voordoen die in een aantal seconden het mond-
stuk kunnen vernietigen.
We raden een zorgvuldige bescherming van de opera-
tor en de personen die zich in de nabijheid van de werk-
plaats bevinden aangezien zich tijdens dit proces sterke
stralingen (ultraviolet en infrarood) kunnen ontwikkelen.
Schakel aan het einde van de bewerking de machine
uit.
4 SNIJPROBLEMEN
4.1 SLECHTE PENETRATIE
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
• de snijsnelheid is te hoog. Zorg ervoor dat de boog
altijd in het te snijden werkstuk doordringt en in de be-
wegingsrichting hooguit een schuine stand van 10 -15
aanneemt. Zo wordt voorkomen dat het snijmondstuk
verkeerd wordt gebruikt en dat er brandplekken op de
snijhulshouder ontstaan.
• het werkstuk is te dik.
• de massaklem maakt geen goed elektrisch contact
met het werkstuk.
• het snijmondstuk en de elektrode zijn versleten.
• de snijstroomsterkte is te laag.
N.B. : Als de boog niet goed doordringt, kan metaalslak
de opening van het mondstuk verstoppen.
4.2 DE BOOG GAAT UIT
Dit kan worden veroorzaakt door de volgende factoren:
• het mondstuk, de elektrode of de luchtverdeler is ver-
sleten
• de luchtdruk is te hoog
• de voortloopsnelheid is te laag
4.3 SCHUINE INSNIJDING
Mocht er sprake zijn van een schuine insnijding, schakel
het apparaat dan uit en vervang het snijmondstuk.
Voorkom dat het mondstuk elektrisch in aanraking komt
met het te snijden werkstuk (ook via metaalslak) als de
snijstroomsterkte hoger is dan 45 A, want in dat geval
wordt de mondstukopening snel of onmiddellijk vernield,
met een slecht snijresultaat als gevolg.
57