5.1.5.6 Selecteren wanneer het monsternameprogramma start
Selecteer wanneer het monsterprogramma start nadat u de knop RUN/HALT
(uitvoeren/onderbreken) hebt ingedrukt.
1. Druk op MENU.
2. Ga naar Programming (programmeren)>Sample Programming (monster
programmeren)>Program start (starten programma).
3. Selecteer een optie.
Optie
Onmiddellijk bij
'Run' (uitvoeren)
On Trigger (bij
trigger)
After Delay (na
vertraging)
On Schedule (op
schema)
Type
None (geen)
Data and Time
(datum en tijd)
Time Duration
(tijdsduur)
Flow Duration
(flowduur)
206 Nederlands
Beschrijving
Het monsternameprogramma start wanneer op RUN/HALT
(uitvoeren/onderbreken) wordt gedrukt.
Het monsternameprogramma start (of start en stopt) wanneer een trigger
plaatsvindt. De trigger is een geselecteerd kanaalalarm of een signaal van
een externe flowmeter of een apparaat van derden dat is aangesloten op
de AUX I/O-poort. Raadpleeg
(optioneel)
op pagina 207.
Wanneer op RUN/HALT (uitvoeren/onderbreken) wordt gedrukt, start het
monsternameprogramma na de geselecteerde vertraging. Raadpleeg
Tabel 7
voor de vertragingsopties. Raadpleeg de uitgebreide
gebruikershandleiding op de website van de fabrikant voor beschrijvingen
van alle opties.
Het monsternameprogramma start op de geselecteerde dag(en) van de
week en tijd(en). Selecteer maximaal 12 intervallen voor het schema.
Delay (vertraging)—Stelt in dat het monsternameprogramma start op de
eerste geplande dag en tijd na een geselecteerde vertraging. De vertraging
is slechts één tijd. Raadpleeg
Intervals (intervallen schema)—Stelt het aantal schema-intervallen in
(1 tot 12). Edit Schedule (schema bewerken)—Stelt de startdag en -tijd
en de stopdag en -tijd in voor elk schema-interval.
Tabel 7 Vertragingsopties
Beschrijving
Het monsternameprogramma start zonder vertraging.
Het monsternameprogramma start na een ingestelde datum en tijd.
Het monsternameprogramma start na een ingestelde tijdsduur.
Het monsternameprogramma start nadat een ingesteld flowvolume zich
voordoet. Selecteer de bron van de flowmeting.
AUX-Pulse (of AUX-mA)—Een externe flowmeter of apparaat van derden
dat op de AUX I/O-poort is aangesloten. Flow 1 (of 2)—Een sensor die is
aangesloten op de poort voor Sensor 1 (of 2). IO 1 (of IO 2)—Analoge ingang
IO 1 (of IO 2) van de optionele IO9000-module.
Opmerking: Een flowmeting die wordt geleverd via een sensorpoort of door de IO9000-module is
alleen te selecteren nadat er is geselecteerd dat de meting in het gegevenslogboek wordt geregistreerd.
Het programma bij een trigger starten
Tabel 7
voor de vertragingsopties. Schedule