Installatieprocedure controleren
De volgende procedure varieert, afhankelijk van of u het apparaat voor de eerste keer installeert en
hoe u het apparaat wilt aansluiten. Bevestig de installatieprocedure en volg deze procedure om het
apparaat en de computer te configureren.
Belangrijk
Kies het verbindingstype op basis van de manier waarop u de verbinding met het apparaat tot stand
wilt brengen.
Als bijvoorbeeld de verbinding tussen de computer en het toegangspunt draadloos is en het apparaat en
het toegangspunt zijn verbonden met een LAN-kabel, wordt het verbindingstype voor het apparaat een
bekabeld LAN.
Apparaat voor het eerst configureren
Ga naar een van de volgende gedeelten, afhankelijk van het verbindingstype dat u wilt
gebruiken.
Als u gebruik wilt maken van een verbinding via een draadloos LAN, raadpleegt u
"Configuratie voor gebruik in een draadloos LAN" op pagina 46.
Als u gebruik wilt maken van een verbinding via een bekabeld LAN, raadpleegt u "Configuratie
voor gebruik in een bekabeld LAN" op pagina 52.
Als u een USB-verbinding wilt gebruiken, raadpleegt u "Configuratie voor gebruik met USB-
verbinding" op pagina 56.
Aanvullende configuratiebewerkingen
Bevestig eerst welk verbindingstype al voor het apparaat is ingesteld.
Als het apparaat al is verbonden met een draadloos of bekabeld LAN:
Ga naar een van de volgende gedeelten, afhankelijk van het extra verbindingstype dat u wilt
instellen.
Als u een verbinding via een draadloos of bekabeld LAN wilt toevoegen, raadpleegt u
"Configuratie van een extra, via een LAN verbonden computer" op pagina 58.
Als u een USB-verbinding wilt toevoegen, raadpleegt u "Configuratie voor gebruik met USB-
verbinding" op pagina 56.
Als het apparaat al is aangesloten via USB (maar nog niet op een netwerk):
Ga naar een van de volgende gedeelten, afhankelijk van het extra verbindingstype dat u wilt
instellen.
Als u een verbinding via een draadloos LAN wilt toevoegen, raadpleegt u "Configuratie voor
gebruik in een draadloos LAN" op pagina 46.
Als u een verbinding via een bekabeld LAN wilt toevoegen, raadpleegt u "Configuratie voor
gebruik in een bekabeld LAN" op pagina 52.
Belangrijk
Als u zowel een draadloze als een bekabelde verbinding wilt gebruiken:
U hebt voor elke verbinding een apart netwerksegment nodig. Voor elke verbinding moet een apart
netwerkadres worden gehanteerd. Aangezien voor deze instellingen geavanceerde netwerkkennis
vereist is, wordt u aangeraden alleen een draadloze verbinding of alleen een bekabelde verbinding
te gebruiken.
Configuratie van het apparaat en de computer (Macintosh)
45