10 Optellen
Het optellen is mogelijk in de weegmodus of in de optelmodus.
Bij toepassing als een telsysteem, onafhankelijk of het gewogen materiaal zich op
de referentieweegschaal of op de kwantiteitsweegschaal bevindt.
Voorbereiden:
Bij toepassing als het telsysteem met de toets
waarop het optellen dient te worden uitgevoerd. De afgelezen aanduiding
[] duidt de actieve weegschaal aan.
Bij optellen in de optelmodus het gemiddelde stukgewicht instellen (zie hoofdstuk
8.1 of 8.2).
Indien nodig een lege weegschaalcontainer tarreren.
10.1 Manueel optellen
Door deze functie is het mogelijk om de afzonderlijke weegwaarden aan het
optelgeheugen toe te voegen door de toets
van de optionele printer te printen.
• Instellingen van het menu:
"F1 off" "ACC" "ON" (niet beschikbaar in model CFS 50K-3)
"F2 Prt" "P mode" "Print" "Au OFF" (zie hoofdstuk 12.2)
• Bij toepassing als een telsysteem is het optellen mogelijk zowel op de
referentieweegschaal als ook op de kwantiteitsweegschaal.
Vóór het optelproces dient de actieve weegschaal te worden gekozen (zie
hoofdstuk 7.3).
Optellen:
Het gewogen materiaal A opleggen.
Afwachten totdat de stabilisatieaanduiding verschijnt en vervolgens de toets
of
(modellen CFS 50K-3) drukken. De gewichtswaarde of het aantal stuks
worden opgeslagen en na aansluiten van een optionele printer, geprint.
Het gewogen materiaal afnemen. Het volgende weegmateriaal kan pas worden
toegevoegd als de aanduiding ≤ nul bedraagt.
Het gewogen materiaal B opleggen.
Afwachten totdat de stabilisatieaanduiding verschijnt en vervolgens de toets
of
(modellen CFS 50K-3) drukken. De gewichtswaarde of het aantal stuks
worden aan het geheugen toegevoegd en geprint. Het totale gewicht, het aantal
wegingen en het totale aantal stuks worden 2 s lang afgelezen.
Indien nodig het volgende gewogen materiaal zoals bovenbeschreven optellen.
Tussen de afzonderlijke wegingen dient de weegschaal te worden ontlast.
CFS/CCS-BA-nl-1523
de weegschaal kiezen,
te drukken en deze na aansluiten
41