• Let altijd op de richting waarin de sneeuw wordt
weggeblazen.
1. Draai aan de trechterrotatieslinger (D, afbeelding 9) om
de richting van de afvoertrechter in te stellen.
2. Gebruik de vleugelmoer van de(C) om de deflector
omhoog of omlaag te bewegen. Zet de deflector hoger
om de sneeuw verder weg te werpen.
3. Gebruik de snelheidshendel (B) om een rijsnelheid
vooruit of achteruit te kiezen. Gebruik lagere snelheden
om natte, zware sneeuw te verwijderen. Werk op hogere
snelheden voor lichte sneeuw.
Opmerking: Zorg ervoor dat u de hendel van de
tractieregeling (F) loslaat voordat u de snelheden verandert.
9
De vijzel en het schoepenwiel activeren
GEVAAR
De sneeuwruimer bevat een draaiende vijzel en
schoepenwiel die sneeuw werpt. Vingers of voeten
kunnen snel bekneld raken in de draaiende vijzel of het
schoepenwiel waardoor een traumatische amputatie of
ernstige scheurwonden ontstaan.
1. Druk de handel voor bediening van de vijzel in en houd
deze ingedrukt (A, Afbeelding 10) om de vijzel en het
schoepenwiel te activeren.
2. Laat de vijzelbediening los om de vijzel en het
schoepenwiel uit te schakelen.
• Als de vijzel en het schoepenwiel niet binnen
vijf seconden stoppen ontkoppel dan de
bedieningskabel. Zie Aanpassen van de
bedieningskabels van de vijzel en het schoepenwiel.
• Als de vijzel en het schoepenwiel dan nog niet binnen
vijf seconden stoppen, moet u contact opnemen met
een erkende servicedealer.
10
De aandrijfwielen activeren
OPGEPAST Beweeg de snelheidskeuzehendel NIET
terwijl de tractieregelingshendel geactiveerd is. Dit kan
leiden tot ernstige schade aan het aandrijfsysteem.
1. Om de sneeuwruimer naar voren te bewegen, zet u de
snelheidsregelingshendel (B, afbeelding 11) op een van
de voorwaartse posities.
2. Selecteer een lager nummer voor zware sneeuwval, een
middelgroot nummer voor lichte sneeuw en een hoger
nummer om de sneeuwruimer te transporteren.
3. Druk en houd de bedieningshendel van de tractieregeling
(F) omlaag.
4. Om de sneeuwruimer in de achteruit te verplaatsen, zet u
de bedieningshendel van de tractieregeling op R1 of R2.
5. Druk en houd de bedieningshendel van de tractieregeling
omlaag.
6. Om de sneeuwruimer te laten stoppen, laat u
bedieningshendel van de tractieregeling los. De machine
stopt onmiddellijk.
• Als de machine niet stopt, stelt u de bedieningskabel
af. Zie De tractieregelingskabel afstellen.
• Raadpleeg een erkende servicedealer als de
machine nog steeds niet stopt.
Opmerking: Als u sneeuw met een te hoge snelheid
verwijdert, wordt de capaciteit van de machine overbelast.
169