Hella Gutmann
5. Werken met de Radar Kit III
5.1. Voorwaarden voor het gebruik
Om de Radar Kit III te kunnen toepassen, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
• Het in te stellen voertuigsysteem werkt foutloos.
• In de ECU zijn geen fouten opgeslagen.
• Voertuigspecifieke voorbereidingen zijn uitgevoerd.
• De sporing van de achteras is correct ingesteld.
• Het voertuig staat horizontaal op een vlakke ondergrond.
• De Rear Cam Kit I Basic (evt. met positioneringshulp) is aanwezig (behoort niet tot de leveringsomvang).
• Twee wielhouders zijn aanwezig (behoort niet tot de leveringsomvang).
• De radarreflector CSC 4-04/CSC 4-05/CSC 4-07 is correct voor/achter het voertuig gepositioneerd.
• De minimumafmetingen voor de correcte positionering zoals deze in het diagnoseapparaat zijn vermeld, zijn nage-
leefd.
• De opmerking in het diagnoseapparaat over de bereiken waarin geen reflecterende voorwerpen aanwezig mogen zijn,
is nageleefd.
OPMERKING
In welke pijlrichting de radarreflector CSC 4-07 moet worden gemonteerd, wordt vermeld door het diagno-
seapparaat en moet daar worden nagezien.
5.2. Frontradar afstellen
5.2.1. Wielhouders aan de achterwielen bevestigen
Ga als volgt te werk om de wielhouder aan te brengen op het achterwiel:
1. Breng op elk van beide achterwielen een wielhouder aan.
CSC-Kit Radar III
Werken met de Radar Kit III | 5.
113