NL
• Voor het gebruik in stofatmosferen moet er re-
kening worden gehouden met de in de marke-
ring op het typeplaatje opgegeven oppervlak-
tetemperatuur.
17 Montage
Bij de montage de geldende installatievoorschrif-
ten in acht nemen → met name EU-richtlijn
1999/92/EG, EN 60079-14 en VDE 0100 (in
Duitsland).
17.1 Montagetips
Beschadiging van het apparaat bij al vooraf
geïnstalleerde leidingtoevoer naar de aan-
sluitdoos.
Leidingtoevoeren kunnen beschadigd raken als
er aan de aansluitleiding getrokken wordt of het
apparaat aan de leiding wordt opgetild.
Niet aan aansluitleidingen trekken of het appa-
raat aan de leiding optillen.
Ventilator ERM .. Ex e, ERM .. Ex t
• voor de vaste installatie in buisleidingen met bij
het apparaattype (nominale diameter) passen-
de buisleiding of flexibele buis.
• voor montage in zicht op buis, wand, voet met
voldoende draagvermogen.
• Inbouwpositie willekeurig, bij vochtige ruimtes
niet naar boven transporterend monteren.
• Voor be- of ontluchting, afhankelijk van de in-
bouwpositie.
• Apparaataansluitingsstukken aan beide kanten
voor de directe montage in buisleidingen.
• Voor verloopstukken voor het aansluiten op
andere buisdiameters → internet.
• Ter voorkoming van trillingsoverdracht op het
buizensysteem raden wij de montage van elas-
tische manchetten types ELM-Ex en ELA ex,
bevestigingsvoet FUM en trillingsdempers GP
van MAICO aan.
17.2 Controles vóór de montage
1. De volgende controles uitvoeren: D = gede-
tailleerde controle, N = controle van dichtbij,
S = visuele controle
Controleschema
I Apparaat voldoet aan de EPL-/zo-
ne-eisen van de montageplaats.
II Apparaten van groep juist.
III Apparaten temperatuurklasse
juist.
IV Beschermingsgraad (IP-graad)
van de apparaten voldoet aan het
veiligheidsniveau / de groep / het
geleidingsvermogen.
V Aanduiding van de stroomkring
van het apparaat aanwezig en
juist.
VI Huis en verbindingen bevredi-
gend.
VI
Controleer vóór het inbouwen de
I
goede werking van de motorlager.
17.3 Montage van het apparaat
1. Apparaat op transportschade controleren.
2. Montageplaats voor de buis-, wand- of voet-
montage voorbereiden: buisleiding of flexibe-
le buis leggen. Bij wandmontage voor een
vlak steunvlak zorgen.
3. Leg de toegestane netleiding naar de monta-
geplaats vast aan. Gebruik een bij het appa-
raattype passende aansluitleiding.
Gevaar van snijwonden door scherp
plaatwerk van de behuizing.
Draag bij het inbouwen persoonlijke bescher-
mingsmiddelen (snijvaste handschoenen).
76
4. ERM .. Ex e, ERM .. Ex t: ventilator naar de
montageplaats transporteren. Neem de veilig-
heidstips en gegevens uit de vorige hoofd-
stukken in acht.
Explosiegevaar/gevaar voor verwondin-
gen door verkeerd gemonteerde of naar be-
neden vallende ventilator.
Wand- en plafondmontage uitsluitend op wan-
den/plafonds met voldoende draagvermogen en
groot genoeg bemeten bevestigingsmateriaal
verrichten.
Het bevestigingsmateriaal dient door klant zelf
beschikbaar gesteld te worden.
Bij het inbouwen het bereik onder de montage-
plaats van personen vrijhouden.
5. Bij bevestiging met montagevoet FUM: pas-
sende bevestigingsvoet met de bijgevoegde,
zelftappende plaatschroeven op het ventila-
torhuis bevestigen (schroeven niet in de buurt
van de waaier aanbrengen). Inbouwpositie
willekeurig. Let erop dat de aansluitdoos op
de montageplaats vrij toegankelijk is.
6. Monteer de ventilator en schroef hem op alle
flensboringen [X] (4 stuks) vast op de wand.
Stel zelf bevestigingsmateriaal dat groot ge-
noeg is beschikbaar. Let op de draai- en
transportrichting → pijltjes met luchtrichting
op sticker op het apparaat.
7. ERM 22 Ex e, ERM 22 Ex t: bij verloop naar
200 mm het verloopstuk [3] tussen de ventila-
tor en de buisleiding of de elastische manchet
steken.
Explosiegevaar bij gebruik zonder bevei-
ligingsvoorziening bij eventueel in het lucht-
kanaal vallende of aangezogen vreemde
voorwerpen.
Levensgevaar door vonkvorming.
Een vrije luchtin-/uitlaat beslist van een beveili-
gingsvoorziening voorzien, die aan de eisen van
de EN 13857 voldoet en geschikt is voor ex-zo-
nes, bijv. met MAICO-veiligheidsrooster SGM ..
Ex (beschermingsgraad IP 20 conform EN
60529). Bij gebruik van producten die niet van
Maico stammen moet een beoordeling van het
ontstekingsgevaar worden uitgevoerd.
D N S
8. Monteer met een vrije luchtin- of uitlaat vóór
● ● ●
het apparaat een goedgekeurd veiligheids-
rooster, bijv. MAICO veiligheidsrooster SGM-
● ●
Ex → afbeelding C.
● ●
9. Zorg voor voldoende nastroming van de
luchttoevoer.
● ● ●
10.Breng geschikt isolatie-, geluiddempend en
installatiemateriaal aan.
18 Elektrische aansluiting
● ● ●
Gevaar door elektrische schok.
Vóór toegang tot de aansluitklemmen alle voe-
dingsstroomkringen vrijschakelen.
● ● ●
Tegen opnieuw inschakelen beveiligen en de
spanningsloze toestand constateren.
● ● ●
Aarden en de AARDE met kort te sluiten actieve
onderdelen verbinden.
Naburige, onder spanning staande onderdelen
afdekken of afsluiten.
Breng een waarschuwingsbord zichtbaar aan.
Zorg ervoor dat er geen explosieve omgeving
en/of stoflagen aanwezig zijn.
Beschadiging van het apparaat door toeren-
talregeling.
Geen toerentalregeling toegestaan.
18.1 Gebruiksomstandigheden
Gebruik uitsluitend toegestaan als er aan de vol-
gende voorwaarden is voldaan:
• Vast aangelegde elektrische installatie.
• voor de Ex-zone en de belasting toegestane
aansluitleiding.
• Stroomverbreker met min. 3 mm contactope-
ning per pool.
• Toegestane spanning en frequentie → type-
plaatje.
• Bijgevoegde ex-beveiligde aansluitdoos.
• Aardleidingaansluiting, aan de kant van het
stroomnet in de aansluitdoos. Voor de aarding
van een buizensysteem bevindt zich een klem
buiten op de ventilator.
• Gebruik in reglementaire bereik van het lucht-
vermogen.
• Toegestaan werkpunt. De op het typeplaatje
vermelde stroom en het vermogen zijn vrij aan-
zuigend en vrij uitblazend gemeten. Deze kun-
nen afhankelijk van het werkpunt hoger of la-
ger worden.
Doorslaggevend voor de thermische bevei-
liging is een motorveiligheidsschakelaar.
18.2 Ventilator elektrisch aansluiten
1. Voedingsstroomkringen uitschakelen, waar-
schuwingsbord tegen opnieuw inschakelen
zichtbaar aanbrengen.
2. Aansluitdoos openen, leidingen in de aan-
sluitdoos steken en met kabeldoorvoer vast-
schroeven. Aanhaalmomenten (in Nm bij 20
°C) in acht nemen. Vastzitten controleren en
evt. aandraaien.
Deksel van de aansluitdoos:
M4 roestvrijstalen cilin-
1,4 Nm
derkopschroeven
Mantelklemmen
2,5 Nm
Kabeldoorvoer M20 x 1,5:
3x aansluitschroef-
2,3 Nm
draad
1,5 Nm
Dopmoer
7 ... 13 mm
Klembereik
3. Ventilator elektrisch bedraden → schakel-
schema. Vrije, niet benodigde draadeinden
isoleren.
18.3 Aarding van de ventilator en
buizensysteem
1. Aardleiding aan de kant van het net in de ex-
beveiligde aansluitdoos aansluiten.
2. Buizensysteem van de aardleiding op de
klem buiten op de ventilator aansluiten.
18.4 Draai- en transportrichting
1. Draai- en transportrichting controleren → pijl-
tjes op het ventilatorhuis.
18.5 Motorveiligheidsschakelaar,
aan-/uitschakelaar
1. Motorveiligheidsschakelaar installeren en
conform schakelschema bedraden (→ scha-
kelschema, afb. D, klem 4, 5 en 6).
Aanbeveling: MAICO MVEx beslist buiten de
plaats waar ontploffingsgevaar kan heersen
installeren.
2. Motorveiligheidsschakelaar op de nominale
stroom van de motor instellen (niet I
3. Breng een zelf beschikbaar te stellen aan/uit-
schakelaar aan.
18.6 Controle elektrische aansluiting
1. De volgende controles uitvoeren: D = gede-
tailleerde controle, N = controle van dichtbij,
S = visuele controle
).
max