852
TIG DC LIFT START mogelijkheid
On= Geactiveerd, Uit=Gedeactiveerd
3.3.3 Lijst parameter set up (MIG/MAG)
(Genesis...Smart)
0
Opslaan en afsluiten
Om de wijzigingen op te slaan en de parameter te verlaten.
1
Reset
Om alle parameter weer op de fabrieksinstelling terug
te brengen.
3
Draadsnelheid
Maakt de regeling mogelijk van de snelheid van de
draadtoevoer.
Minimaal 0.5 m/min., maximaal 22 m/min., fabrieksin-
stelling 1.0m/min
4
Stroom
Maakt het mogelijk de lasstroom te regelen.
Minimaal 6A, maximaal Imax
5
Dikte van het onderdeel
Maakt het mogelijk dat de dikte van het deel dat wordt
gelast ingesteld wordt. Maakt de instelling mogelijk van
het systeem doormiddel van het reguleren van het te
lassen deel.
6
Hoeklasnaad
Hiermee wordt de diepte ingesteld van de lasnaad bij
een hoekaansluiting.
7
Voltage
Maakt de regeling mogelijk van de lasboog.
Maakt de regeling mogelijk van de lengte van de boog
tijdens het lassen.
MIG/MAG manueel:
Hoog voltage = lange boog
Laag voltage = korte boog
Minimum 5V, maximum 55.5V
MIG/MAG synergisch:
Minimum 5V, maximum 55.5V, fabrieksinstelling syn
10
Voor gas
Om de gasstroom vóór de ontsteking van de boog in te
stellen en te regelen.
Om de toorts met gas te vullen en de werkplek gereed
te maken voor het lassen.
Minimaal uit, maximaal 25 sec., fabrieksinstelling 0.1 sec.
11
Soft start
Om de draadsnelheid in te stellen en te regelen vóór u
de boog ontsteekt.
Uitgedrukt in %van de ingestelde draadsnelheid.
Voor een ontsteking met lagere snelheid en dus soepe-
ler en m et minder spetters.
Minimaal 10%, maximaal 100%, fabrieksinstelling 50%
12
Motor opbouw
Voor een geleidelijke overgang van de draadsnelheid bij
ontsteken en lassen.
Minimaal uit, maximaal 1.0 sec., fabrieksinstelling uit
15
Terug branden
Voor de regeling van de tijd dat de draad brandt waar-
door vastplakken aan het einde van het lassen wordt
voorkomen.
Voor de regeling van de lengte van het stuk draad bui-
ten de toorts.
Minimaal -2.00, maximaal +2.00, fabrieksinstelling syn
16
Na gas
Voor het instellen en regelen van de gastoevoer na het
lassen.
Minimaal uit, maximaal 10 sec., fabrieksinstelling 2 sec.
30
Puntlassen
Voor het activeren van het proces puntlassen en om de
lastijd te bepalen.
Minimaal 0.1 sec., maximaal 25 sec., fabrieksinstelling uit
31
Pauze punt
Voor het activeren van het proces "pauze punt" en om een
rusttijd tussen een las en de volgende las te bepalen.
Minimaal 0.1 sec., maximaal 25 sec., fabrieksinstelling uit
32
Secundaire voltage (Bilevel MIG)
Maakt de regeling mogelijk van het voltage van het
secondaire pulsering niveau.
Hierdoor kan grotere boog vastheid worden verkregen
gedurende de verschillende fases van het pulseren.
Minimaal -5.0, maximaal +5.0, fabrieksinstelling syn
33
Secundaire inductantie (weerstand bij wisselstroom)
(Bilevel MIG)
Maakt de regeling mogelijk van het weerstand van het
secondaire pulsering niveau.
Maakt het mogelijk een snellere of langzamere boog te
krijgen door de bewegingen van de lasser en de natuur-
lijke las instabiliteit te compenseren.
Lage weerstand = terugwerkende boog (meer spetters)
Hoge weerstand = minder terugwerkende boog (min-
der spetters).
Minimaal -30, maximaal +30, fabrieksinstelling syn
202
Inductantie (weerstand bij wisselstroom)
Maakt het regelen mogelijk van de weerstand van het
las circuit.
Maakt het mogelijk een snellere of langzamere boog te
krijgen door de bewegingen van de lasser en de natuur-
lijke las instabiliteit te compenseren.
Lage weerstand = terugwerkende boog (meer spetters)
Hoge weerstand = minder terugwerkende boog (min-
der spetters).
Minimaal -30, maximaal +30, fabrieksinstelling syn
207
Synergie mogelijkheid (G3/4 Si1 - 100% CO
Uit= Synergie (G3/4 Si1 - 100% CO2) ingeschakeld
On= Synergie (G3/4 Si1 - 100% CO2) uitgeschakeld
(bij de instelling G3/4 Si1 - Ar18% CO2)
331
Spanning (MIG/MAG synergisch)
Hiermee wordt de lasspanning ingesteld.
500
XE (eenvoudige modus)
Voor het handmatig MIG en synergisch MIG lassen.
XM (gemiddelde modus)
Zorgt voor de keuze van het handmatig MIG proces
door het instellen van het soort materiaal dat gelast
moet worden.
De instellingen blijven onveranderd tijdens de verschil-
lende las fases.
(Raadpleeg het gedeelte 14-15 " Voorpaneel").
XA (gevorderde modus)
Voor het handmatig MIG en synergisch MIG lassen.
De instellingen blijven onveranderd tijdens de verschil-
lende las fases.
XP (professionele modus)
Voor het handmatig Mig en synergisch MIG lassen.
De synergische controle blijft actief tijdens de verschil-
lende las fases. De lasparameters worden doorlopend
gecontroleerd en indien nodig gecorrigeerd volgend
een nauwkeurig onderzoek van de eigenschappen van
de elektrische boog.
)
2
173