Repair / Réparation / Reparación / Repareren / Reparatur
Storingen opsporen en verhelpen
Weinig of onregelmatige opbrengst
PROBLEEM
De motor draait en de pomp pompt
De motor draait maar de pomp pompt niet 1.
Kortsluiting
PROBLEEM
De stroomonderbreker gaat open zodra
de schakelaar van het toestel aan wordt
gezet.
VOORZICHTIG
Elke kortsluiting in het stroomcircuit van
de motor zorgt ervoor dat het regelcircuit
de
werking
van
het
spuittoestel
verhindert. Maak een juiste diagnose en
herstel alle kortsluitingen, voordat u de
besturingskaart nakijkt en vervangt.
De stroomonderbreker komt in werking
zodra het toestel op het stopcontact
wordt aangesloten en het toestel NIET
wordt aangezet.
Het spuittoestel stopt als het toestel
zo'n 5 tot 10 minuten heeft gewerkt.
42
OORZAAK
1.
Materiaaltoevoer.
2.
Losse fittingen.
3.
Controleer of de kogel van de inlaatklep
en de zuigerkogel wel goed in de kogelzitting
komen.
4.
Controleer op lekkage rond de moer van de
halspakking; dit kan duiden op versleten of
beschadigde pakkingen.
5.
Schade aan de pompstang.
De pen van de verdringerpomp (75) is beschadigd
of ontbreekt.
2.
Controleer de complete verbindingsstang (45)
op beschadiging.
3.
Tandwielen of aandrijfhuis.
OORZAAK
1.
Controleer alle elektrische bedrading op beschadigde
isolatiemantels en kijk alle aansluitpunten na op
losse verbindingen of beschadigingen. Kijk ook de
draden na tussen de drukregelaar en de motor.
2.
Controleer het motoranker op kortsluiting. Kijk de
wikkelingen na op tekenen van verbranding.
3.
Controleer de motorbesturingskaart met de
diagnostische tests. Als hieruit defecten blijken,
moet de motorbesturingskaart vervangen worden
door een goed exemplaar.
1.
Zie Elektrische Problemen op blz. 40.
2.
Kijk na of er geen beschadigde of beknelde
draden zijn in de drukregelaar.
1.
Elektrische problemen.
2.
Controleer de netspanning met een voltmeter.
De aflezing moet als volgt zijn:
210-255 V AC bij 220-240 V AC modellen.
85-130 V AC bij 100-120 V AC modellen.
OPLOSSING
1.
De trechter bijvullen en de pomp weer
inspuiten.
2.
Aandraaien; zo nodig dichtmiddel of
afdichttape gebruiken op het schroefdraad.
3.
Verwijder en reinig de inlaatklep en de
zuigerklep. Controleer kogels en zittingen op
inkervingen of obstructies; vervang ze indien
nodig. Zie blz. 18. Reinig de trechter om
deeltjes te verwijderen die de pomp zouden
kunnen verstoppen.
4.
Vervang de pakking. Zie blz. 18. Controleer
ook de zuigerklepzitting op verfaanslag
of bramen en vervang ze indien nodig.
5.
Repareer de pomp.
1.
Als de pen ontbreekt, vervang hem dan.
Zorg er wel voor dat de borgveer (76)
volledig in de groef rond de
verbindingsstang zit.
2.
Vervang de verbindingsstang.
3.
Controleer het drijfhuis en de overbrengingen
op beschadigingen, en vervang
zo nodig onderdelen.
OPLOSSING
1.
Herstel beschadigde draden of
aansluitklemmen of vervang ze.
Sluit alle draden weer goed aan.
2.
Vervang de motor.
3.
Vervang de kaart door een nieuwe
drukregelingskaart.
1.
Voer de noodzakelijke procedures uit.
2.
Vervang beschadigde onderdelen.
1.
Voer de noodzakelijke procedures uit.
2.
Als de spanning te hoog is, het apparaat
pas weer gebruiken als het probleem is
verholpen.
312891C