5.5 Apparaat monteren
Bij sterke minustemperaturen moet het
apparaat voor de montage en inbedrijfstelling
eerst 24 uur bij kamertemperatuur worden opge-
slagen.
5.5.1 Montageafstanden
300
Afb.: 14. Montageafstanden (mm)
De aangegeven montageafstanden zijn minimumafstanden
en moeten voor de onbeperkte toegang bij de bediening
en bij onderhouds- en instandhoudingswerkzaamheden
worden aangehouden.
16
300
300
5.5.2 Wandbevestiging
MENNEKES adviseert de montage op een ergo-
nomisch geschikte hoogte afhankelijk van de
lichaamslengte.
Afb.: 15. Boorsjabloon
f Bevestigingsboringen met behulp van het meegelever-
de boorsjabloon (1) en een waterpas markeren.
Gebruik voor de montage op betonwanden,
bakstenen wanden en houten wanden het mee-
geleverde bevestigingsmateriaal. Bij een andere
ondergrond moet op de montageplaats een
geschikte bevestigingswijze worden gekozen.
f Boor de gaten in de wand en houd hierbij de diame-
ter aan, die voor het gekozen bevestigingsmateriaal
beoogd is.
f Kabels op de op het boorsjabloon aangegeven posities
plaatsen.
Voor de toevoerleiding is binnen het apparaat
ca. 45 cm kabel benodigd.
f Kabels door één van de kabelinvoeren in het apparaat
leiden. Daartoe moet een gat in het betreffende mem-
braan worden gestoken.
1