Om het binnendringen van regenwater te voor-
komen, moet het gat in het membraan niet groter
zijn dan de kabels.
Afb.: 16. Aan de wand bevestigen
f Apparaat met gebruik van pluggen (1), schroeven (2) en
afsluitstop (3) aan de wand vastschroeven.
f Apparaat op een vaste en veilige bevestiging controle-
ren.
5.6 Elektrische aansluiting
Voedingsleiding aansluiten
1
2
Afb.: 17. Aansluitklemmen
f Toevoerleiding 370 mm strippen.
f Aderisolatie 12 mm strippen.
f Aders (2) van de toevoerleiding conform stroomschema
op de klemmenstrip (1) aansluiten.
Bij het plaatsen van de toevoerleiding toegestane
buigradius aanhouden.
f Controleren: Afzonderlijke aders correct aangesloten en
schroeven stevig aangedraaid.
NL
17