3. Lange zijde van het lasmasker dichter naar of verder weg van gezicht (Z in afbeelding) positioneren.
4. Voor gelijkmatig verduisteringseffect dezelfde afstand van de ogen tot het vizier instellen.
5. Blokmoer weer vastschroeven.
▶ Afstelling afgesloten.
5.5.3.
Gezichtshoek
G
1
Lengte-instelling
i
Positie van de hellingsinstelling aan de rechterkant van het lasmasker.
1. Spanning aan de rechter draaiknop lossen.
2. Bovenste einde van de instelhefboom naar buiten schuiven tot de aanslagnok van de hefboom de kerven vrijgeeft.
3. Hefboom naar voren draaien of achteraan in de gewenste hellingspositie brengen.
4. Stop vergrendelt bij het loslaten automatisch opnieuw en zet het lasmasker in de gekozen positie vast.
▶ Lasmasker klaar voor gebruik.
5. Verduisteringsstand tijdens het gebruik door nieuwe instelling van de potentiometer regelen.
6.
Onderhoud
6.1.
VERVANGING
6.1.1.
Buitenste voorzetruit
H
i
Bij beschadiging buitenste voorzetruit van het lasmasker vervangen.
1. Houderbouwgroep verwijderen.
2. Buitenste voorzetruit van lasmasker verwijderen, afdichting van afdeklens verwijderen.
3. Nieuwe afdeklens plaatsen en in lasmasker plaatsen.
▶ Herinbouw op dezelfde manier van de uitbouw.
6.1.2.
Binnenste voorzetruit
i
Van binnen liggende afdeklens bij beschadiging verwijderen.
1. Vingernagel in uitsparing onder patronenkijkvenster plaatsen.
2. Lens naar boven buigen, tot deze van de randen van het patronenkijkvenster loskomt.
6.1.3.
Verduisteringsfilter
H
1. Houderbouwgroep uit lasmasker verwijderen.
2. Bovenste einde van de houder iets buigen om patroon uit frame te verwijderen.
3. Nieuwe patroon volgens
4. Patroon zoals afgebeeld in houder plaatsen.
5. Houderbouwgroep weer in lasmasker plaatsen.
7.
Storingen en fouten verhelpen
Storingen
Onregelmatige verduistering
Automatisch verduisteringsvenster
kleurt niet of flikkert
2
Hellingsverstelling
I
in frame plaatsen.
Mogelijke oorzaak
De hoofdband werd ongelijkmatig
ingesteld.
Afstand tussen ogen en filterlens is
ongelijk.
De lens van de frontafdekking is ver-
vuild of beschadigd.
Sensoren vervuild.
Lasstroom te laag.
Geen stroom.
Maatregel
Hoofdband opnieuw instellen om af-
stand tot de filter te verminderen.
Lens vervangen.
Sensoroppervlakken reinigen.
Hogere gevoeligheidsstand instellen.
Batterij op functie controleren.
Op juiste poling letten.
www.hoffmann-group.com
de
en
bg
cs
da
es
fr
fi
it
hr
hu
nl
no
pl
ro
pt
sl
sk
sv
77