7 Vervoeren
4
5
6
7
► De stekker (2) in de stekkerbus (1) van het
Charging Management steken.
► De netstekker (6) in een goed bereikbare con‐
tactdoos (5) steken.
► De aansluitkabel (7) en de aansluitkabel van
de acculader neerleggen.
► De netstekker (3) van de acculader in de con‐
tactdoos (4) op het Charging Management
steken.
8
8
► De acculader en de aansluitkabel met een
kabelmarkeerder (8) markeren.
6.3
Led op het Charging Manage‐
ment
De led geeft de status van het Charging Mana‐
gement weer.
Als de led groen knippert, voert het Charging
Management een zelftest uit.
0458-049-9901-A
1
2
3
8
Als de led is uitgeschakeld, wordt er niet opgela‐
den. Het Charging Management is klaar voor
gebruik.
Als de led groen brandt, vindt er minstens één
oplaadproces plaats.
► Als de led rood brandt of knippert: storingen
opheffen,
11.1.
In het Charging Management zit een storing.
7
Vervoeren
7.1
Charging Management vervoe‐
ren
► De netstekker uit de contactdoos trekken.
► Acculaders loskoppelen.
► Netkabel opwikkelen.
► Als het Charging Management in een auto
wordt vervoerd: het Charging Management
met spanbanden, riemen of een net dusdanig
beveiligen, dat het Charging Management niet
kan omvallen en niet kan verschuiven.
8
Opslaan
8.1
Charging Management opber‐
gen
► De netstekker uit de contactdoos trekken.
► Netkabel opwikkelen.
► Het Charging Management zodanig opbergen
dat aan de volgende voorwaarden wordt vol‐
daan:
– Het Charging Management bevindt zich bui‐
ten het bereik van kinderen.
– Het Charging Management is schoon en
droog.
– Het Charging Management bevindt zich in
een gesloten ruimte.
– Het Charging Management is niet opgehan‐
gen aan de aansluitkabel.
– Het Charging Management is niet buiten de
aangegeven temperatuurgrenzen opgebor‐
gen,
12.3.
9
Reinigen
9.1
Charging Management reinigen
► De netstekker uit de contactdoos trekken.
► Charging Management met een vochtige doek
reinigen
Nederlands
101