7.2. Verversen van de motorolie
Neem de richtlijnen voor de bescherming van het milieu in acht (cf. § Bescherming van het milieu) en vang de olie op in een geschikte
opvangbak.
Plaats, bij een nog warme motor, een geschikte opvangbak onder de schroef voor het vervangen van de olie
(fig. A - pos 4), verwijder daarna de oliebijvulplug (fig. A - pos 3) en de schroef voor het verwijderen van de olie.
Nadat alle olie is verwijderd, draait u de schroef voor het verwijderen van de olie weer vast.
Oliereservoir vullen met de aanbevolen olie (cf. § Eigenschappen) en vervolgens het peil controleren (cf. § Oliepeil controleren).
Zet weer op zijn plaats en draai de dop voor het verversen van de olie vast.
Controleer na het vullen of er geen lekken zijn, alle oliesporen verwijderen met behulp van een schone doek.
7.3. Reinigen van het oliekoeler
Het stroomaggregaat gedurende minstens 30 minuten laten afkoelen voor de oliekoeler te reinigen.
Opgelet
De bevestigingsschroeven van de bescherming van de oliekoeler losdraaien (fig B - pos 5) en de bescherming van de oliekoeler
(fig B - pos 6) wegnemen.
De bevestigingsschroeven van de oliekoeler (fig B - pos 7) losdraaien et hem vrijmaken.
Beide zijden van de oliekoeler (fig B - pos 8) reinigen met behulp van een borstel.
Ga bij het monteren in omgekeerde volgorde te werk ten opzichte van het demonteren.
Veeg elk spoor van olie weg met een zuivere doek, en controleer de afwezigheid van lekken.
7.4. Vervangen van het oliefilter
Motot lauw, tap de motorolie af (cf. § Verversen van de motorolie).
Het oliefilter (fig B - pos 4) demonteren met behulp van een filtersleutel (of met een kettingsleutel) en wegwerpen.
De steun van het oliefilter reinigen, en de afdichtring van het nieuwe oliefilter insmeren met zuivere motorolie.
Plaats een nieuwe oliefilter.
Druk de oliefilter met de hand aan tot de verbinding blokkeert, schroef hem daarna 1 en 3/4
krachtmetingsleutel (21,4 N.m).
Vul met de aanbevolen olie (cf. § Karakteristieken) en controleer het peil (cf. § Controle van het oliepeil).
Veeg elk spoor van olie weg met een zuivere doek, en controleer de afwezigheid van lekken.
7.5. Vervangen van het brandstoffilter
Gevaar
Sluit de brandstofkraan (fig. A - pos 7 & fig. C - pos 1).
Onthoud de richting waarin de brandstoffilter is gemonteerd (fig. C - pos 3).
Maak de twee klemmen los (fig. C - pos 2) en plaats de brandstoffilter. Vang de brandstof op in een passende bak.
Installeer een nieuwe brandstoffilter (respecteer de richting van de montage) en zorg ervoor dat deze goed is bevestigd met de
twee klemmen.
Open de brandstofkraan.
Nazien dat er geen lek is en elk spoor van brandstof uitwissen met een propere vod.
Niet roken, in de buurt van vlammen komen of vonken veroorzaken. Controleren dat er
geen lek is, ieder spoor van brandstof verwijderen en er zeker van zijn dat alle stoom is
verdampt voor u het stroomaggregaat aanzet.
de
slag of draai hem aan met een