Functioneren
Opstellen
Lees, begrijp en volg allee waarschuwingen op
vooraleer deze verstuiver op te starten of te
bedienen.
1. Zorg ervoor dat de hevelslang verbonden is met het
vloeistofgedeelte en dat de ontluchtingsslang verbonden is
met de ontluchtingsklep. Er hangt aan het mannelijke einde
van beide slangen in de fabriek aangebrachte PTFE kleefben
en ze moeten goed vastgemaakt worden.
Ontluchtingsklep
Hevelslang
2. De ondersteuningsstaaf van het pistool installeren.
i
Het spuitpistool, de slang en kabels zijn in de fabriek
aan de ondersteuningsstaaf gemonteerd.
a. Maak de klemmen van de ondersteuningsstaaf aan elke
zijde van de kar los.
b. Schuif de ondersteuningsstaaf van het pistool door de kar.
c. Maak de klemmen van de ondersteuningsstaaf vast om
zo de ondersteuningsstaaf van het pistool in positie te
brengen.
De ondersteuningsstaaf van het pistool en (het)
i
(de) spuitpisto(o)l(en) kunnen aan elke zijde van de
verstuiver gemonteerd worden.
Volg altijd de Drukverlagingsprocedure (Procedure
voor het Vrijlaten van de Druk) wanneer de
verstuiver voor om het even welk doel wordt
uitgeschakeld, met inbegrip van het bedienen
of het aanpassen van gelijk welk onderdeel van
het spuitsysteem, wisselen of schoonmaken van
spuitmonden of het voorbereiden op de opruiming.
3.
Breng het eerste spuitpistool in positie.
a. Maak de trekkerkabel los van de drukklem.
i
Maak de trekkerkabel altijd los van de drukklem
vooraleer gelijke welke aanpassing aan de positie
van het spuitpistool door te voeren.
b. Maak de klemmen van de ondersteuningsstaaf los en schuif
de ondersteuningsstaaf van het pistool in de gewenste
horizontale positie.
c. Maak de stijgklem van het pistool los en schuif het
spuitpistool in de gewenste verticale positie.
De hoogte van het spuitpistool beïnvloedt de
i
breedte van het spuitpatroon (namelijk hoe lager
het pistool, hoe smaller de lijnbreedte). De grootte
van de spuitmond beïnvloedt ook de lijnbreedte.
© Wagner. Alle rechten voorbehouden.
Vloeistofgedeelte
Ontluchtingsslang
4. Installeer het tweede pistool, indien gewenst. Hou rekening
met de aanwijzingen voor installatie die inbegrepen zijn bij de
montage van het tweede pistool.
5. Zet de trekkerschakelaar op de juiste werking van het
spuitpistool. De rechterhandvat start het pistool of de pistolen
op. De schakelaar op de trekker moet ingesteld worden op het
eerste pistool, beide pistolen of het tweede pistool.
Vergrendel de trekker op het spuitpistool altijd
vooraleer om het even welke aanpassingen op
de trekkerschakelaar door te voeren. Haal de
trekkerkabel ook uit de blokkering door de kabel
Let op
omhoog en uit de blokkering te heffen. De trekker
van het pistool zal kort overgehaald worden tijdens
het losmaken van de trekkerkabel.
a. Eerste Pistool — De
positie van het eerste
pistool bevindt zich
door de schakelaar in de
linkerpositie. Druk de hendel
naar de binnenkant van
het kader tot de pen de
linkerplaat in werking stelt.
b. Beide Pistolen — De
dubbele positie van de
pistolen bevindt zich door
de schakelaar in de centrale
positie. Druk de hendel naar
de centrale positie tot de
pen beide platen in werking
stelt. De pen moet beide
platen in werking stellen.
c. Tweede Pistool — De
positie van het tweede
pistool bevindt zich
door de schakelaar in
de rechterpositie. Druk
de hendel weg van de
binnenkant van het kader
tot de pen de rechterplaat
in werking stelt.
6. Vul het oliereservoir voor de helft met EasyGlide (P/N
0508619). Dit verlengt de levensduur van de pakking.
7. Controleer bij hydraulische spuitinstallaties dagelijks het
hydraulische vloeistofpeil alvorens de spuitinstallatie in te
schakelen. Het hydraulische vloeistofpeil moet staan op het
"Vol"-streepje op de peilstok.
U dient te allen tijde door Wagner goedgekeurde
hydraulische vloeistof (P/N 0555425) in het
hydraulische systeem te gebruiken. Gebruik geen
andere hydraulische vloeistof. Het gebruik van een
Let op
andere hydraulische vloeistof kan het hydraulische
systeem ernstig beschadigen en de garantie komt
dan te vervallen.
8. Controleer dagelijks het oliepeil van de motor alvorens
de spuitinstallatie in te schakelen. Het oliepeil van de
benzinemotor is vastgesteld door de fabrikant van de motor.
Raadpleeg de onderhoudshandleiding van de fabrikant van
de motor die met deze spuitinstallatie is meegeleverd.
9. Sluit de brandstofafsluithendel en vul de benzinetank met
benzine. Gebruik alleen loodvrije benzine van hoge kwaliteit.
10. Controleer of de spuitinstallatie geaard is. Alle spuitinstallaties
zijn uitgerust met een aardaansluiting. Een aardkabel (niet
meegeleverd) moet gebruikt worden om de spuitinstallatie
aan te sluiten op een betrouwbaar aardpunt. Raadpleeg
de ter plekke geldende elektrische voorschriften voor
gedetailleerde aardingsinstructies.
29
NL