Het is belangrijk om op een correcte wijze te aarden.
Dit geldt zowel voor benzinemodellen als voor
elektrisch aangedreven modellen. De doorstroming
van bepaalde stoffen door de nylon vloeistofslang
zal een opbouw van statisch elektrische lading tot
gevolg hebben, die bij ontlading de aanwezige
dampen van oplosmiddelen kan ontvlammen en een
explosie kan veroorzaken.
11. Filtreer alle verf met behulp van een nylon zeef om zeker
te zijn van een probleemloze bediening en om veelvuldige
reiniging van het inlaatrooster en de pistoolfilter te vermijden.
12. Zorg ervoor dat de spuitruimte goed geventileerd is
om gevaar te voorkomen bij het werken met vluchtige
oplosmiddelen of uitlaatgassen.
Het voor gebruik geschikt maken van een nieuwe
spuitinstallatie
Een nieuwe spuitinstallatie wordt geleverd met testvloeistof in het
vloeistofreservoir om roestvorming tijdens vervoer en opslag te
voorkomen. Deze vloeistof dient met behulp van spiritus goed uit
het systeem te worden gespoeld alvorens met spuiten te beginnen.
Houd de trekker van het spuitpistool altijd
vergrendeld terwijl u het systeem voorbereidt.
Let op
1. Hang de hevelslang in een container met spiritus.
2. Plaats de aftapslang in de metalen afvalcontainer.
3. Zet het toestel op minimale druk door de drukcontroleknop
volledig linksom te draaien.
Hydraulische afsluitklep
(in afgesloten positie)
Ontluchtingsklep
4. Open de hydraulische afsluitklep die zich op de hydroliekslang
bevindt. De hendel moet op één lijn staan met de slang.
5. Opent de ontluchtingsklep door het volledig in tegenwijzerzin
te draaien.
6. Start de motor.
a. Om de benzinemotor te
kunnen starten:
• zet de brandstofventiel-
hendel op 'open';
• zet de gashendel in het
midden;
• zet de smoorspoel-
hendel voor een koude
motor op 'dicht' en voor
een warme motor op
'open';
• zet de motorschakelaar op 'AAN', en
• trek hard aan de opstartsnoer totdat de motor aanslaat.
7. Draai de drukcontroleknop rechtsom ongeveer 1/3 naar
beneden om de druk te verhogen totdat de spuitinstallatie
regelmatig loopt en het oplosmiddel vrij uit de aftapslang loopt.
8. Laat de spuitinstallatie 15 tot 30 seconden lopen om de
testvloeistof door de aftapslang en in de afvalcontainer te spoelen.
9. Schakel de spuitinstallatie uit.
a. Om de benzinemotor te kunnen uitschakelen:
• zet de druk op het minimum door de drukcontroleknop
volledig in tegenwijzerzin te draaien,
• zet de gashendel op 'langzaam', en
• zet de motorschakelaar op 'UIT'.
NL
Drukcontroleknop
Smoorspoel-
Gashendel
hendel
Motor-
schakelaar
Brandstofklep-
Opstartsnoer
hendel
Geschikt maken om markeringen aan te brengen
Alvorens markeringen aan te brengen is het belangrijk om ervoor
te zorgen dat de vloeistof in het systeem geschikt is voor gebruik in
combinatie met de te gebruiken verf.
Vloeistoffen e n verf die niet geschikt zijn om
i
samen te worden gebruikt, kunnen er voor zorgen
dat de ventielen verstopt raken, waardoor het
vloeistofreservoir van de spuitinstallatie uit elkaar
gehaald en gereinigd moet worden.
Houd de trekker van het spuitpistool altijd
vergrendeld terwijl u het systeem voorbereidt.
Let op
1. Hang de hevelslang in een container met het juiste
oplosmiddel.
Indien u spuit met latex op waterbasis, spoel dan
i
met warm, schoon water. Indien u een andere stof
gebruikt, neem dan contact op met de fabrikant van
de stof voor een geschikt oplosmiddel.
2. Plaats de aftapslang in de metalen afvalcontainer.
3. Zet het toestel op minimale druk door de drukcontroleknop
volledig linksom te draaien.
4. Open de hydraulische afsluitklep die zich op de hydroliekslang
bevindt. De hendel moet op één lijn staan met de slang.
5. Opent de ontluchtingsklep door het volledig in tegenwijzerzin
te draaien.
6. Start de motor.
a. Om de benzinemotor te kunnen starten:
• zet de brandstofventiel-hendel op 'open';
• zet de gashendel in het midden;
• zet de smoorspoel-hendel voor een koude motor op 'dicht'
en voor een warme motor op 'open';
• zet de motorschakelaar op 'AAN', en
• trek hard aan de opstartsnoer totdat de motor aanslaat.
7. Draai de drukcontroleknop rechtsom ongeveer 1/3 naar
beneden om de druk te verhogen totdat de spuitinstallatie
regelmatig loopt en het oplosmiddel vrij uit de aftapslang
loopt.
8. Laat de spuitinstallatie 15 tot 30 seconden lopen om de
vloeistof door de aftapslang en in de afvalcontainer te
spoelen.
9. Schakel de spuitinstallatie uit.
a. Om de benzinemotor te kunnen uitschakelen:
• zet de druk op het minimum door de drukcontroleknop
volledig in tegenwijzerzin te draaien,
• zet de gashendel op 'langzaam', en
• zet de motorschakelaar op 'UIT'.
Zorg ervoor dat er geen spuitmond of beschermkap
i
van een spuitmond op het spuitpistool geïnstalleerd
is.
10. Sluit de ontluchtingsklep af door het volledig in
tegenwijzerzin te draaien.
11. Start de motor.
12. Draai de drukcontroleknop rechtsom ongeveer 1/3 naar
beneden om de druk te verhogen.
13. Ontgrendel het pistool door de vergrendeling van het
spuitpistool naar de ontgrendelde positie te draaien.
Om het pistool te aarden, houdt het
bij het doorspoelen tegen de rand
van een metalen container. Indien u
dit niet doet, kan dit leiden tot een
ontlading van statische elektriciteit
hetgeen brand tot gevolg kan
hebben.
30
© Wagner. Alle rechten voorbehouden.