NL
1.0 INTRODUCTIE
1.1 INTELLIGENTE ACCULADER I-CHARGE MET 12-BITS AD
MICROPROCESSOR
– Ladingen met 6 of 12 V, 3,5 A D.c. (5,3 A RMS) 1 A D.c. (1.5 A RMS)
– Voor gangbare loodaccu's of accu's met gel-elementen
– Kenmerkende oplaadkromme met vier stadia en zelfi dentifi catie
Diagram van de oplaadeigenschappen
Soft Start
In de Soft Start wordt de staat van de accu getest. Accu's die erg ontladen
zijn hebben de fase van zachte start nodig. Het opladen begint met een lagere
stroom totdat de spanning van 12V is bereikt.
"Bulk" (constante stroom) is de hoofdfase waarin het grootste deel van
de lading wordt teruggegeven (75-80%). De acculader levert de maximale
stroom totdat de spanning van de contactklemmen is opgelopen tot het
ingestelde niveau van 14,5V voor de keuze van een normale accu en 14,00 V
voor de keuze van de Gel-accu.
"Absorptie" (constante spanning) voltooit het opladen mogelijkerwijs tot
100% op een constante spanning van 14,4V bij +25C°. De stroom vermindert
nadat de stroom het minimumniveau heeft bereikt.
"Float" is de instandhouding-lading bij een constante spanning, waarbij de
accu op een lading van 100% wordt gehouden. De normale oplaadmodus
wordt door de tijd (max. 10 dagen) beperkt terwijl de netvoedingsmodus op
ongedefi niëerde wijze functioneert, zonder dat de accu wordt beschadigd.
– Watervaste omkasting, IP 65- Graad ingangsbescherming
1.2 BIJZONDERE EIGENSCHAPPEN
– Volledige bescherming tegen vonken
– Bescherming tegen kortsluiting
– Spanningscompensatie
– Temperatuurscompensatie (5-6 temperatuursinstellingen)
– Bescherming tegen oververhitting
– Bescherming tegen polariteitsomkering
2.0 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
2.1 GAS
Wanneer de NORMALE LOOD-accu wordt opgeladen, kunt u bellen in de
vloeistof opmerken die door het vrijkomen van gas worden veroorzaakt. Omdat
het gas ontvlambaar is, moeten er geen open vlammen in de buurt van de
accu worden gebruikt en moet de zone goed geventileerd zijn. Voor het gevaar
van explosieve gassen, moeten de stroomgeleiders van de accu alleen dan
worden aangesloten of losgekoppeld wanneer de netvoeding is uitgeschakeld.
2.2 ACCUTYPEN
Deze acculader is alleen voor speciale accu's geschikt en moet niet voor het
opladen van nikkel/cadmium, niet herlaadbare, of andere accutypen worden
gebruikt.
2.3 NOTIES
Wanneer de acculader niet wordt gebruikt, moet deze op een droge plaats
worden gehouden om vochtigheid te vermijden.
Houd de acculader altijd uit de buurt van vloeistoffen, regen of sneeuw.
Deze
acculader
is
stroomvoorzieningstoestel voor caravans.
Deze acculader is niet bestemd om als toebehoren op het voertuig te worden
geïnstalleerd.
2.4 GEVAAR
Vermijdt het contact van ELEKTROLYT met de huid of de kleding. Dit is een
zuur en kan brandletsels veroorzaken. Wanneer dit zich voordoet moet het
getroffen deel onmiddellijk met water worden gespoeld.
Constante
Constante
stroom
spanning
niet
ontworpen
als
loodacculader
Nooit een bevroren accu opladen. Als de vloeistof van de accu (elektrolyt)
bevriest, moet de accu op een warme plaats worden gezet zodat de accu
eerst kan ontvriezen alvorens het opladen te beginnen. De accu nooit op de
acculader zetten of omgekeerd.
De contactklemmen van de accu niet onderling met elkaar contact laten
maken wanneer de acculader aan is.
De acculader nooit laten functioneren wanneer deze een heftige stoot
heeft ondergaan, wanneer de accu gevallen is of op een andere wijze is
beschadigd.
Voor controle en reparatie moet U bevoegd vakpersoneel inschakelen.
De stekker nooit van het snoer trekken wanneer de acculader van de stekker
wordt losgekoppeld. Door aan het snoer te trekken kan het snoer of de
stekker worden beschadigd.
Als het netsnoer is beschadigd, moet deze door de fabrikant, diens assistentie/
agent of door even bevoegd vakpersoneel worden vervangen om gevaar te
vermijden.
Buffer
3.0 CONTROLELIJST VOOR DE VOORLADING
Als de accu voordat deze wordt opgeladen van het voertuig moet worden
verwijderd, moet altijd eerst de aardeklem van de accu worden verwijderd,
en moet worden gecontroleerd dat alle toebehoren van het voertuig zijn
afgesloten om een vernietigende ontlading te voorkomen.
Controleer dat de omgeving goed geventileerd is zodat verspreiding van giftig
rook of gas kan plaatsvinden.
Controleer dat de contactklemmen schoon zijn. Indien de accu een
wegneembare aftapdop heeft, moet elk element van de accu met gedistilleerd
water tot aan het aanbevolen niveau van de fabrikant worden bijgevuld, niet
overmatig bijvullen.
Als de accu geen doppen heeft, wordt men verwezen naar de aanwijzingen
van de fabrikant omtrent de oplaad- en ontlaadsnelheden.
4.0 FUNCTIE
4.1 AANSLUITEN
Als de accu in een voertuig is geïnstalleerd.
Controleer de polariteit van de contactklemmen van de accu – voor
stroomgeleiders van de accu die er bovenop zijn gemonteerd, heeft de
contactklem met Pluspool (met POS, P ,"+" aangegeven) normaal een grotere
doorsnede dan de contactklem van de accu met minpool (met NEG, N, "-"
aangegeven). Voor zijdelingse gemonteerde aansluitingen van de accu, zijn
de contactklemmen met Pluspool (ROOD) en Minpool (ZWART) aangegeven.
De knijpers van de acculader aan de aansluitingen van de accu bevestigen,
waarbij men moet controleren dat er een goede aansluiting plaatsvindt.
Bij een verkeerde aansluiting zal de Aanduider van Omgekeerde Polariteit
oplichten.
Voertuig Massa aangesloten-Negatif: Sluit de knijper met Pluspool (ROOD)
van de acculader op de contactklem met Pluspool (POS, P,"+") van de accu
die niet massa verbonden is. Daarna de Knijper met Minpool van de acculader
(ZWART) op het gestel van het voertuig of op het motorblok (ver uit de buurt
van de accu) aansluiten. De knijper niet op de carburateur, op de buizen
van de brandstof of op dun plaatmetalen onderdelen van de carrosserie
aansluiten: alleen op een erg dik metalen gedeelte van het gestel of van het
motorblok aansluiten. NOTIE: de systemen Massa aangesloten-negatif zijn de
meest gangbare in hedendaagse voertuigen.
Voertuigen Massa aangesloten-Positif: Sluit de knijper met Minpool (ZWART)
van de acculader op de contactklem met Minpool (NEG, N,"-") van de
accu die niet massa verbonden is. Daarna de Knijper met Pluspool van de
acculader (ROOD) op het gestel van het voertuig of op het motorgedeelte
(ver uit de buurt van de accu) aansluiten. De knijper niet op de carburateur,
op de buizen van de brandstof of op dun plaatmetalen onderdelen van de
carrosserie aansluiten: alleen op een stabiel, erg dik metalen gedeelte van
het gestel of van het motorblok aansluiten.
Steek het netsnoer van de acculader in het A.c geaarde stopcontact en de
acculader is gereed voor het laadproces.
Wanneer het opladen voltooid is, moeten de snoeren en de knijpers in
omgekeerde volgorde van die van de aansluiting worden losgemaakt. Indien
mogelijk, moet de accu voordat deze wordt opgeladen van het voertuig
worden losgekoppeld en verwijderd.
of
als
Als de accu zich buiten het voertuig bevindt.
Controleer de polariteit van de contactklemmen van de accu. Voor
stroomgeleiders van de accu die er bovenop zijn gemonteerd, heeft de
contactklem met pluspool (met POS, P ,"+" aangegeven) normaal een
grotere doorsnede dan de contactklem van de accu met minpool (met NEG,
N, "-" aangegeven). Voor zijdelings gemonteerde aansluitingen van de
accu, is de contactklem met pluspool rood en de contactklem met minpool
zwart.
( NL ) 2
NL