Hulp bij storingen
13 HULP BIJ STORINGEN
13.1 Apparaat- en hanteringsfouten verhelpen
VOORZICHTIG!
Risico op letsel
Onderdelen met scherpe randen en draaiende onderdelen kunnen letsel veroorzaken.
■
Draag bij onderhouds- en reinigingswerkzaamheden altijd beschermende handschoenen!
Storing
Apparaat start niet.
Apparaat komt klem te zit-
ten en graaft zich vast. De
wielen draaien verder.
Apparaat maait op verkeer-
de tijdstippen.
Motor blokkeert tijdens het
maaien.
Maairesultaat is ongelijk-
matig.
Het vermogen van de accu
neemt duidelijk af.
457311_a
Oorzaak
Accu is leeg.
Stootsensoren worden niet
geactiveerd.
Gras is te hoog.
Apparaat blijft op een onef-
fenheid van het gazon han-
gen.
Apparaat heeft de verkeerde
tijd.
Maaiduur is verkeerd inge-
steld.
Apparaat verliest de tijdin-
stellingen.
Motor is overbelast.
Accu is leeg.
Snijmessen zijn stomp.
Maaitijd is te kort.
Maaibereik is te groot.
De maaihoogte is te laag in-
gesteld.
Snijmessen zijn stomp.
De maaihoogte is te laag in-
gesteld.
Gras te hoog of te nat.
Oplossing
Apparaat in het basisstation opladen.
Ga naar een servicepunt van de fabri-
kant.
■
De maaihoogte hoger instellen,
daarna lager instellen tot de ge-
wenste hoogte.
■
Gras met een grasmaaier kortmaai-
en.
Oneffenheid verwijderen.
Tijd instellen.
Maaitijden instellen.
Accu is defect. Ga naar een servicepunt
van de fabrikant.
Apparaat uitschakelen, op effen onder-
grond of laag gras plaatsen en opnieuw
starten.
Accu opladen.
Snijmessen vervangen.
Langere maaitijden programmeren.
Maaibereik verkleinen.
De maaihoogte hoger instellen, daarna
lager instellen tot de gewenste hoogte.
■
Snijmessen vervangen.
■
Snijmessen met nieuwe bouten be-
vestigen.
De maaihoogte hoger instellen, daarna
lager instellen tot de gewenste hoogte.
■
Gazon laten drogen.
■
Maaihoogte hoger instellen.
29