Schakel het instrument uit door de aan/uit-toets
toetsenbord in te drukken en weer los te laten. Houd rekening
met een vertraging van enkele seconden bij het in- en
uitschakelen van het toestel.
4.4 Waarschuwing voor bijna lege batterijen
Wanneer de batterijen bijna leeg zijn, verschijnt er een batteri-
jpictogram in de kaartzone op het scherm. Dat geeft aan dat
de batterijen moeten worden vervangen en dat het instrument
weldra zal worden uitgeschakeld.
Net voor de complete uitschakeling vindt er een ononderbreek-
bare uitschakelsequentie plaats.
In sommige gevallen kan de spanning van herlaadbare batteri-
jen zo snel dalen dat het toestel zonder meer wordt uit-
geschakeld. Het toestel wordt uitgeschakeld en vervolgens
herstart. Vervang de batterijen en schakel het toestel weer in.
5. Instelling
Wanneer de Scout eenmaal is ingeschakeld, bestaat de vol-
gende stap in het instellen van de frequenties die
overeenkomen met de te lokaliseren apparatuur. De frequen-
ties kunnen worden geactiveerd door ze te selecteren uit een
lijst in het menu.
1.
Druk op de menutoets, selecteer een frequentie en druk
op de selectietoets om ze te activeren:
2.
Selecteer de frequentie die overeenkomt met die van
de sonde of van de plaatsbepalingszender met behulp
van de pijltjestoetsen, en druk vervolgens op de selecti-
etoets om het vakje ernaast aan te vinken. Zie de para-
graaf Menuopties voor meer informatie. Druk op de
menutoets om terug te keren naar het beginscherm.
op het
Waarschuwing! – Zorg ervoor dat de geselecteerde frequen-
tie overeenkomt met de gewenste toepassing. 512 en 33 zijn
beschikbaar als sonde- EN lijntraceringsfrequentie. Wanneer u
een sondefrequentie gebruikt voor leidingtracering of vice
versa, is het mogelijk dat de Scout verkeerde diepte-informatie
weergeeft.
3.
Druk nu op de sonde/leidingopsporing/frequen-
tiemodustoets om de geactiveerde frequenties en modi
te overlopen. Let op de pictogrammen op het scherm
om te zien in welke modus de Scout werkt.
4.
Als de diepte, de automatische achtergrondverlichting
of het LCD-contrast moet worden geregeld, selecteert u
de betreffende optie in het tools-gedeelte van het menu
en voert u de wijzigingen door met behulp van de
selectietoets.
5.1 Menuopties
Sondemodus-
frequenties
Leidingtracerings-
frequenties
Tools-menu
512 Hz
640 Hz
874 Hz
33 Hz
50 Hz (Passief)
60 Hz (Passief)
128 Hz
8 kHz
33 kHz
Voet/Meter Auto-
matische achter-
grondverlichting
LCD-contrast
55