De gordels moeten zo strak mogelijk worden gebruikt, maar moeten altijd comfortabel zijn voor de gebruiker.
Veiligheidsnetten mogen niet gedraaid zitten tijdens gebruik.
De gordel voor het bovenlichaam moet dwars over de schouder worden bevestigd, zoals getoond in afbeeldingen 13 en 14.
3.
Veiligheidsgordels moeten worden bevestigd aan de "B" stang van het voertuig en mogen niet van het lichaam
afgehouden worden door bijvoorbeeld armsteunen of wielen.
Fig.13
4.
De bevestigingspunten van de stoel bevinden zich aan de binnenzijde aan de voorkant van het frame vlak boven het
zwenkwiel en aan het frame aan de achterzijde. De banden worden rond het frame aan de zijkanten geplaatst waar
de horizontale en verticale buizen van het frame elkaar kruizen. (Zie Fig. 15-20).
5.
Op het frame van de rolstoel wordt door middel van het symbool voor het verankeringspunt (fig. 16) aangegeven
waar de verankeringsbanden geplaatst moeten worden. De banden worden strak getrokken nadat de banden aan
de voorzijde zijn aangebracht om de rolstoel te borgen.
Transport - de plaatsing van verankeringsbanden op de rolstoel.
Fig. 15
De rolstoel wordt vastgezet door middel van verankeringsbanden aan de voor- en achterzijde.
Hieronder wordt de positie van de verankeringsbanden in detail weergegeven.
Fig. 17
De plaats van de verankeringsband aan de voorzijde van de rolstoel en het verankeringspunt.
Fig. 19
De plaats van de verankeringsband aan de achterzijde van de rolstoel en het verankeringspunt.
Fig. 14
Fig. 16 Verankeringspunt
Fig. 18
Fig. 20
33