Het maaien
Alleen met scherpe, onbescha-
digde messen maaien zodat de
grashalmen niet gaan rafelen en
het gazon geel wordt.
Maaihoogte moet zo mogelijk
altijd minstens 3 – 4 cm bedra-
gen, omdat de halm aan de
NL
onderkant wit van kleur is en bij
een te grote maaihoogte het
gazonoppervlak er niet mooi
groen uitziet. De halm droogt dan
vooral in de zomer te snel uit.
Wanneer u op niveau 1 maait
(dit niveau is alleen geschikt
voor siergazon en bijzonder
vlakke oppervlaktes), moet u het
gras na het maaien goed natma-
ken, anders droogt het gras uit
en wordt geel.
Het tweekanaal-luchtsysteem
met effectieve snijtechniek verza-
melt het gras en zuigt het gras
ook bij de laagste snijhoogte in
de luchtstroom op.
Om een mooi snijbeeld te krij-
gen het apparaat met aange-
paste snelheid in zo mogelijke
rechte banen voeren. Daarbij
moeten de banen elkaar altijd
met een paar centimeter over-
lappen zodat er geen strepen
blijven staan.
Til nooit een grasmaaier met
lopende motor op.
Stop de motor en trek het ontste-
kingscontact uit, wanneer een
vreemd voorwerp getroffen werd.
Zoek naar beschadigingen aan
de grasmaaier en voer de nood-
zakelijke reparaties uit, voordat
u opnieuw start en met de gras-
maaier werkt; indien de gras-
maaier ongewoon sterk begint te
38
vibreren, is een onmiddellijke
controle noodzakelijk.
Opmerking:
Op hellingen moet de snijbaan
dwars op de helling liggen. Door
het apparaat enigszins dwars
naar boven te zetten kan voor-
komen worden dat het wegglijdt.
Maai niet op overmatig steile
hellingen en wees bijzonder
voorzichtig als u de rijrichting op
de helling wilt veranderen.
De onderkant van het maaier-
huis moet regelmatig schoonge-
maakt worden. Grasafzettingen
moeten weggehaald worden.
Afzettingen bemoeilijken het
starten, beïnvloeden de maai-
kwaliteit en de grasuitworp.
Zet de motor uit als u de maaier
achterlaat.
Maaien met de grasvangbox
Zodra tijdens het maaien gras-
resten op het gazon blijven lig-
gen, of de vulstandindicatie
(Afb. E, Pos. 8) FULL weergeeft,
is de opvangbak vol en moet
leeggemaakt worden.
Opmerking bij de
vulstandindicatie:
Bij instelling op de laagste snij-
hoogte kan de vulstandindicatie
onder bijzondere omstandighe-
den belemmerd worden.
Handhaving van de opvangbak
Open, om de opvangbak uit te
nemen, de draaikap (Afb. D,
Pos. 5), hef de opvangbak
(Afb. D, Pos. 13) van boven in
het greepbereik lichtjes op,
zodat het snijgoed in de
opvangbak blijft.
Na het leegmaken plaatst u de
opvangbak eerst achteraan tus-
sen de geleiding rechts en links,
dan vooraan in het greepbereik.
Wanneer de opvangbak correct
geplaatst is, ligt de draaikap
tegen de behuizing.
Bij een hoge snijhoogte-instelling
kan door de betere luchtgelei-
ding (Duo-Air-Management) van
de grasmaaier, de draaikap
opgetild worden. Dit heeft geen
invloed op de functie en de vei-
ligheid van de grasmaaier. De
draaikap kan d.m.v. de vanghef-
boom (Afb. F, Pos. 14) mecha-
nisch vergrendeld worden.
Opgelet! Schakel de motor
A
uit voordat u de opvang-
bak eruit neemt en wacht tot het
snijgereedschap stilstaat.
Opmerking:
Om te zorgen dat hij goed
gevuld kan worden, moet de
vangbox en in het bijzonder het
luchtrooster na gebruik schoon-
gemaakt worden. Houd ook de
beluchtingssleuven (Afb. A, Pos.
9) en de raakvlakken van de
opvangbak aan de behuizing
vrij van afzettingen.
Opgelet! Snijgoedresten
A
in het maaihuis niet met
de hand weghalen maar met
geschikte hulpmiddelen, zoals
bijv. borstel of handbezem.
Maaien zonder grasvangkorf
Door het hoge uitwerpbereik
achteraan wordt het snijgoed
tijdens het maaien gelijkmatig
over het gazon verspreid.
Bij het maaien zonder opvang-
bak heeft de vulstandindicatie
geen functie.