Alleen voor modellen met hydrostatische transmissie:
1. Schakel het pedaal in (par. 4) tot de machine stil staat;
2. schakel de achteruitversnelling in door op het koppelingspedaal
in de richting "achteruitversnelling" te duwen (par. 4).
• Het gras maaien
Doe als volgt om met de machine te werken:
1. breng de versnellingshendel naar de stand van het maximaal
toerental ("haas"); tijdens het gebruik van de machine moet deze
stand steeds gebruikt worden;
2. plaats de maaigroep op de maximale hoogte;
3. de maai-inrichtingen inschakelen (par. 4), enkel op het grasveld,
vermijd de maai-inrichtingen in te schakelen op grond met grind
of te hoog gras;
4. regel werksnelheid en maaihoogte (par. 4) volgens de toestand
van het gazon (hoogte, dichtheid en vochtigheid van het gewas);
5. begin geleidelijk aan en zeer voorzichtig te rijden, zoals eerder
al werd beschreven;
Elke keer als een afname in het aantal toeren van de motor wordt
waargenomen, moet men de snelheid te vertragen, denk eraan dat
er nooit een mooi maaibeeld verkregen wordt als de rijsnelheid te
hoog is ten opzichte van de hoeveelheid gras.
Schakel de maai-inrichtingen uit en breng de snijgroep naar de
hoogste stand.
• Tijdens verplaatsingen tussen werkzones
• Bij het oversteken van oppervlaktes zonder gras.
• Elke keer wanneer men een hindernis moet overkomen.
• Opvangzak leegmaken
BELANGRIJK Het legen van de opvangzak kan alléén worden uit-
gevoerd als de messen uitgeschakeld zijn; is dit niet het geval dan
slaat de motor af.
Een geluidssignaal geeft aan dat de opvangzak vol is:
1. de maai-inrichtingen uitschakelen en het signaal stopt;
2. plaats het versnellingscommando in de stand voor minimaal
toerental "schildpad";
3. stop de beweging en zet de machine in vrije stand;
4. trek de handrem aan;
5. schakel de motor uit;
6. Neem de hendel (afb. 21.A - indien voorzien) of de greep
achteraan (afb. 21.A1) vast en kantel de opvangzak om hem
leeg te maken.
7. Sluit de opvangzak zodat dat hij wordt vastgekoppeld aan de
veerhaak (afb. 21.B).
5.5. STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1. plaats het versnellingscommando in de stand voor minimaal
toerental "schildpad";
Om een ontploffing in de knalpot te vermijden dient
u de gashendel, 20 seconden voordat u de motor
afzet, in de stand «schildpad» te laten.
2. de motor uitschakelen door de sleutel in de stop-stand te zetten;
3. wanneer de motor uitgeschakeld is, de brandstofkraan (afb.
22.A) openen (indien voorzien);
4. de sleutel verwijderen
BELANGRIJK Om de lading van de accu in stand te houden, wordt
de sleutel niet in de stand «draaien» of «koplampen aan» gelaten wan-
neer de motor niet aanstaat.
De motor kan onmiddellijk na het uitschakelen zeer
warm zijn. Raak de knalpot of de delen ernaast niet
aan. Gevaar op brandwonden.
5.6. NA HET GEBRUIK
• Laat de motor eerst afkoelen vóór de machine in elke willekeurige
ruimte op te bergen.
• Reinig de machine (par. 6.3).
Elke keer wanneer men de machine onbewaakt laat, de
bestuurdersplaats verlaat of de machine parkeert:
1. Stop de machine.
2. Plaats de maaigroep op de minimum hoogte.
3. Verzeker u ervan dat alle bewegende delen volledig stilstaan.
4. Verwijder de contactsleutel (Afb.10.A).
6. ONDERHOUD
De veiligheidsnormen die in acht genomen moeten worden, zijn
beschreven in hfdst. 1. Neem deze aanwijzingen strikt in acht om
geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
Vooraleer eender welke controle, reiniging of ingreep voor onderhoud/
afstelling op de machine uit te voeren:
• Ontkoppel de maaigroep.
• Stop de machine.
• Zet de machine in de vrijstand.
• De bedrijfsrem inschakelen.
• Leg de motor stil.
• Vergewis u ervan dat elk bewegend onderdeel tot stilstand is
gekomen.
• Verwijder de contactsleutel.
• Draag geschikte kledij, werkhandschoenen en een beschermende
bril.
BELANGRIJK Laat de sleutel nooit in het contact zitten of binnen het
bereik van kinderen of onbevoegde personen.
6.1. BRANDSTOF BIJVULLEN
Om brandstof bij te vullen:
1. Draai de brandstofdop (afb. 23) los, en verwijder hem.
2. Plaats de trechter (afb. 23).
3. Vul brandstof bij zonder het reservoir volledig te vullen.
4. Verwijder de trechter.
5. Schroef de dop van het brandstofreservoir na het bijvullen goed
dicht en reinig eventuele lekken.
BELANGRIJK Het type van brandstof dat moet gebruikt worden, is
aangeduid in de gebruikershandleiding van de motor.
BELANGRIJK Vermijd benzine op de plastic delen te gieten zodanig
dat ze niet beschadigd worden; bij toevallige lekken onmiddellijk spoe-
len met water. De garantie dekt geen schade aan de plastic onderdelen
van de carrosserie of de motor, veroorzaakt door benzine.
6.2. CONTROLE EN BIJVULLEN MOTOROLIE
OPMERKING Het type van olie dat moet gebruikt worden, is aangeduid
in de gebruikershandleiding van de motor.
BELANGRIJK
Volg alle voorschriften aangeduid in de gebrui-
kershandleiding van de motor.
Controleer het oliepeil voor ieder gebruik.
Controleer het oliepeil van de motor: volgens de precieze werkwijzen
aangegeven in de handleiding van de motor, moet dit tussen de
kentekens MIN en MAX van het staafje zijn (Afb. 24).
6.3. REINIGING
• Algemene aanwijzingen
Reinig de machine na ieder gebruik volgens de volgende
aanwijzingen:
• Gebruik geen waterstralen en vermijd de motor en de elektrische
NL - 7