•
Controleer het oliepeil.
•
Reinig het gebied rond de demper en bedieningen.
•
Reinig het luchtinlaatrooster.
Intervallen van 25 uur of jaarlijks
•
1
Reinig het luchtfilter
.
•
Reinig het voorfilter.
Intervallen van 50 uur of jaarlijks
•
De motorolie verversen.
•
Onderhoud aan het uitlaatsysteem.
Intervallen van 100 uur of jaarlijks
•
Ververs de tandwielreductieolie (indien geïnstalleerd).
jaarlijks
•
Vervang de bougie.
•
Vervang het luchtfilter.
•
Vervang het voorfilter.
•
Onderhoud aan het koelsysteem
•
2
Controleer de klepspeling
.
1
Vaker reinigen in stoffige omstandigheden of als de lucht veel deeltjes bevat.
2
Niet noodzakelijk tenzij bij problemen met de prestaties van de motor.
Onderhoud aan de emissieregeling
Neem voor onderhoud, vervanging of reparatie van apparaten en systemen
voor emissiebeperking contact op met een gekwalificeerd bedrijf voor off-road
motorreparaties of een servicemonteur. Maar voor de 'kosteloze' emissieregeling-
service moeten deze werkzaamheden worden uitgevoerd door een erkende dealer.
Raadpleeg de verklaringen voor emissieregeling.
Carburateur en motortoerental
Voer geen aanpassingen uit aan de carburateur, regulateur, koppelingen of andere
onderdelen om het motortoerental af te stellen. Als er afstellingen moeten worden
uitgevoerd, neem contact op met een erkende servicedealer van Briggs & Stratton voor
onderhoud.
OPGEPAST
De fabrikant van de apparatuur heeft het maximale toerental voor de motor zoals
geïnstalleerd in de apparatuur gespecificeerd. Overschrijd dit toerental niet. Als u niet
zeker weet wat het maximale toerental van de machine is of waarop het motortoerental
in de fabriek is ingesteld, neem contact op met een erkende servicedealer van Briggs &
Stratton. Voor een veilige en correcte bediening van de machine mag het motortoerental
uitsluitend worden afgesteld door een gekwalificeerde servicemonteur.
Onderhoud aan de bougies
Controleer de elektrodeafstand van de bougie (A, afbeelding 11) met een draadkaliber
(B). Stel indien noodzakelijk de elektrodeafstand van de bougie bij. Installeer de
bougie en draai deze vast met het juiste aanhaalkoppel. Zie voor afstelling van de
elektrodeafstand en specificaties van het aanhaalkoppel het gedeelte Specificaties.
Onderhoud aan het uitlaatsysteem
WAARSCHUWING
Tijdens het gebruik worden de motor en de demper heet. Als u een hete motor
aanraakt, kan dit thermische brandwonden veroorzaken.
Brandbare materialen, zoals bladeren, gras, snoeihout enz. kunnen vlam vatten.
•
Voordat u de motor of demper aanraakt, stop de motor en wacht twee (2)
minuten. Zorg ervoor dat de motor en de demper veilig zijn om aan te raken.
•
Verwijder vuil van de demper en de motor.
Overeenkomstig de California Public Resource Code Sectie 4442 is het verboden de
motor te gebruiken in de buurt van een bos-, kreupelhout- of grasgebied tenzij het
uitlaatsysteem is uitgerust met een vonkenvanger, zoals gedefinieerd in Sectie 4442,
die in goede staat wordt gehouden. Andere staten of federale rechtsgebieden hebben
mogelijk vergelijkbare wetten; raadpleeg Federaal Voorschrift 36 CFR Deel 261.52.
Neem contact op met de fabrikant, verkoper of dealer om een vonkenvanger te
verkrijgen die geschikt is voor het op deze motor gemonteerde uitlaatsysteem.
Verwijder vuil uit de gebieden rondom de demper en cilinder. Inspecteer de uitlaat op
barsten, corrosie of andere beschadiging. Verwijder de deflector of vonkenvanger, als
de machine hiermee is uitgerust en inspecteer deze op beschadiging of koolverstopping.
1
.
Als u beschadigingen aantreft, installeer dan vervangingsonderdelen voordat u de
machine weer gebruikt.
WAARSCHUWING
Vervangende onderdelen moeten identiek zijn aan, en op dezelfde positie worden
geïnstalleerd als, de originele onderdelen. Andere onderdelen kunnen schade of letsel
tot gevolg hebben.
Motorolie verversen
WAARSCHUWING
Brandstof en brandstofdampen zijn ontvlambaar en explosief. Brand of explosies
kunnen brandwonden of de dood tot gevolg hebben.
Tijdens het gebruik worden de motor en de demper heet. Als u een hete motor
aanraakt, kan dit thermische brandwonden veroorzaken.
•
Als u de olie aftapt uit de olievulbuis aan de bovenkant, dan moet de
brandstoftank leeg zijn. Als deze niet leeg is, kan er brandstoflekkage optreden
die brand of een explosie kan veroorzaken.
•
Voordat u de motor of demper aanraakt, stop de motor en wacht twee (2)
minuten. Zorg ervoor dat de motor en de demper veilig zijn om aan te raken.
Gebruikte olie is een gevaarlijk afvalproduct en moet op correcte wijze worden
afgevoerd. Voer het niet met het huishoudelijk afval af. Neem contact op met de
plaatselijke autoriteiten, het servicecentrum of uw dealer voor veilige afvoer- of
recyclingbedrijven.
Olie verwijderen
1.
Ontkoppel de bougiekabel (D, afbeelding 12) terwijl de motor uitgeschakeld maar
nog wel warm is, en houd de kabel uit de buurt van de bougie (E).
2.
Verwijder de olieaftapplug (F, afbeelding 13). Laat de olie in een goedgekeurde bak
stromen.
OPMERKING: Alle olieaftappluggen (G, afbeelding 13) kunnen in de motor zijn
geïnstalleerd.
3.
Plaats de olieaftapplug en zet deze vast (F, afbeelding 13).
Olie bijvullen
•
Zorg ervoor dat de motor waterpas staat.
•
Verwijder al het vuil rondom het olievulgebied.
•
Raadpleeg hoofdstuk Specificaties voor de oliecapaciteit.
1.
Verwijder de peilstok (A, Afbeelding 1). Gebruik een schone doek om olie van de
peilstok te verwijderen.
Giet de olie langzaam in de vulopening voor motorolie (C, Afbeelding 1). Voeg
2.
niet te veel olie toe in de olievulbuis. Wacht 1 minuut en controleer het oliepeil
opnieuw.
OPMERKING: Geen olie toevoegen aan de snelle olie-aflaat, indien aanwezig.
3.
Plaats de peilstok en zet die vast (A, Afbeelding 1).
4.
Verwijder de peilstok en lees het oliepeil af. Het correcte oliepeil is bovenaan bij de
indicator voor vol (B, Afbeelding 1) op de peilstok.
5.
Plaats de peilstok en zet die vast (A, Afbeelding 1).
6.
Sluit de bougiekabel(s) aan op de bougie(s). Zie het gedeelte Olie verwijderen.
Tandwielreductieolie vervangen
Sommige motoren zijn uitgerust met een tandwielreductie-unit. Raadpleeg, indien
aanwezig, de stappen voor een van de tandwielreductie-units die volgen.
2:1 Kettingreductie-unit
Als de motor is uitgerust met een 2:1 kettingreductie-unit (G, afbeelding 14), is
een verversen van de olie niet noodzakelijk. De olie in de motor smeert ook de
kettingreductie-unit.
6:1 Tandwielreductie-unit
Indien uw motor is uitgerust met een 6:1 tandwielreductie-unit, voert u de volgende
stappen uit:
1.
Verwijder de olievulplug (A, afbeelding 15) en de oliepeilplug (B).
2.
Verwijder de olieaftapplug (C, afbeelding 15) en tap de olie af in een goedgekeurde
opvangbak.
3.
Plaats de olieaftapplug en draai deze vast (C, afbeelding 15).
4.
Voeg langzaam tandwielreductieolie (80W-90) toe via de olievulopening (D,
afbeelding 15). Blijf de tandwielreductieolie (80W-90) toevoegen totdat de olie uit
het oliepeilgat (E) komt.
73