4.7 Aansluitingen op de elektronische kaarten
Potentiële schade aan apparaat. Delicate interne elektronische componenten kunnen door statische elektriciteit
beschadigd raken, wat een negatieve invloed op de werking kan hebben of een storing kan veroorzaken.
Opmerking: Alle losse aansluitdraden moeten stevig samengebonden worden met behulp van nylon kabelbinders.
De connectoren P8 op het moederbord
(Afbeelding 6
op pagina 187) bestaan uit twee delen. Duw de zwarte hendels aan beide zijden van
de connector voorzichtig naar beneden en neem ze uit. Voer alle aansluitingen met deze
connectoren uit zonder dat ze aangesloten zijn. Als u klaar bent, bevestigt u de connectoren terug op
de kaarten door de stevig op hun plek te duwen (hendels omhoog).
4.7.1 Moederbord
Afbeelding 4 Moederbord
Connector P8
Onderstaande nummers verwijzen naar de 13 beschikbare P8-aansluitingen (van links naar rechts)
in
Afbeelding
5.
1. RS-485 (signaal A)
2. RS-485 (signaal B)
3. PROFIBUS-DP (GND)
4. PROFIBUS-DP (+ 5 V)
5. PROFIBUS-DP (signaal -)
6. PROFIBUS-DP (signaal +)
7. PROFIBUS-DP (signaal RTS)
Connector P3
Ethernet RJ 45. Sluit het instrument aan op het lokale netwerk door een ethernetkabel door de
ethernetkabelwartel te trekken (plaats van de wartel aangegeven in
aan te sluiten op de connector P3 aangegeven in
186 Nederlands
L E T O P
(Afbeelding 4
op pagina 186) en J7 op de meetkaart
8. Niet gebruikt
9. Niet gebruikt
10. Niet gebruikt
11. Systeemalarmrelais (N.O.)
12. Systeemalarmrelais (N.C.)
13. Systeemalarmrelais (Common)
Afbeelding
Afbeelding 5 Connector P8
Afbeelding 1
op pagina 183) en
4.