De ISOFIX-ontgrendelknoppen kunnen beide onafhankelijk van elkaar
worden ontgrendeld waardoor de ISOFIX-vergrendelarmen onafhankelijk
kunnen worden ingesteld.
4. Duw de ISOFIX-vergrendelarmen (6) uit de basis tot hun grootste
NL
reikwijdte.
5. Plaats de basis (7) op een passende autostoel in het voertuig.
6. Duw de ISOFIX-vergrendelarmen (6) in de ISOFIX-fixatiepunten (8) tot ze
vergrendelen met een hoorbare "KLIK". De twee ISOFIX-indicatoren (9)
zullen overschakelen van ROOD naar GROEN.
7. Bevestig dat de basis goed bevestigd is door te proberen deze uit de
ISOFIX-fixatiepunten (8) te trekken.
8. Duw de basis (7) in de richting van de hoofdsteun van de autostoel tot die
volledig op een lijn zit met de rugleuning.
De basis heen en weer bewegen zorgt ervoor dat die door de rugleuning
van het voertuig wordt ondersteund.
9. Druk op de instelknop van de steunpoot (10) en strek de poot uit tot die de
deur van het voertuig aanraakt.
10. Trek de steunpoot (4) uit naar de volgende vergrendelpositie om optimale
krachtoverdracht te verzekeren.
11. De steunpootindicator (11) wordt GROEN wanneer de steunpoot
correct is geplaatst op de vloer van het voertuig en het akoestische
waarschuwingssignaal zal stoppen.
12. Plaats het autostoeltje op de basis (7).
13. De vergrendelingen van het autostoeltje moeten vastklikken met een
hoorbare "KLIK".
14. Controleer of de stoelvergrendelingindicator (12) op de basis GROEN is.
HET AUTOSTOELTJE UIT HET VOERTUIG VERWIJDEREN
1. Om het autostoeltje te ontgrendelen van de basis (7), trek de
ontgrendelhendel van de stoel (13) omhoog.
2. Draai het autostoeltje licht en til het van de basis (7).
3. Ontgrendel de ISOFIX-vergrendelarmen (6) aan beide kanten door op
de ISOFIX-ontgrendeltoetsen te drukken (5) en ze gelijktijdig achteruit te
trekken.
4. Trek de basis (7) uit de ISOFIX-fixatiepunten (8).
5. Verwijder de basis (7) en schuif de ISOFIX-vergrendelarmen (6) volledig
terug in hun transportposities.
20
6. Duw de rugzijde van de steunpoot (4) opnieuw in zijn oorspronkelijke
positie en vouw deze op om plaats te besparen.
DE HOOFDSTEUN AANPASSEN
De instelbare hoofdsteun (14) kan worden ingesteld met de hoofdsteun
verstelhendel (15) op de achterzijde van de hoofdsteun (14). Zorg er bij het
verstellen van de hoofdsteun voor dat de uitgangen van de schoudergordel
(25) zich op schouderhoogte of iets daaronder bevinden.
DRAAIFUNCTIE
Trek aan de draaihendel van het stoeltje (16) op de basis om het autostoeltje
te draaien.
Voordat u vertrekt, zorg ervoor dat het autostoeltje degelijk in zijn plaats is
vergrendeld en dat de rijrichtingsindicator (17) van het stoeltje GROEN oplicht.
Zodra je kind ouder is dan 15 maanden en groter is dan 76 cm, kan het ook
voorwaarts gericht vervoerd worden. Zet hiervoor de richtingsknop in de
bovenste stand.
De autostoel kan achterwaarts gericht worden gebruikt voor het hele bereik
van de kindergrootte.
DE LIGPOSITIE AANPASSEN
Om het autostoeltje aan te passen aan de ligpositie, druk op de positie
verstelhendel (18) op de voorzijde van het autostoeltje.
We raden de vlakste ligpositie aan voor kinderen die nog niet alleen rechtop
kunnen zitten.
Zorg ervoor dat het autostoeltje altijd hoorbaar in plaats klikt wanneer het
wordt aangepast naar de lig- of zitpositie.
HET KIND VEILIGSTELLEN
1. Draai het autostoeltje naar de instappositie.
2. Druk op de instelknop van de riem (19) en trek gelijktijdig aan beide
schoudergordels (20) om ze losser te maken.
3. Maak de riemgesp (21) los door stevig op de rode knop te drukken.
4. De gesptongen (22) kunnen nu met de geïntegreerde lussen worden
bevestigd aan de aangewezen plaatsen op de hoes.
5. Plaats uw kind in het autostoeltje met de billen aan de achterzijde.