6. Elektrische installatie / automatische werking
Bij het kiezen van de bekabe-
ling moeten altijd de installa-
tievoorschriften volgens VDE
0100 worden opgevolgd (zie
de veiligheidsvoorschriften op
pagina 41). Voor de aansluiting
van de aanwezigheidsmelder
geldt: volgens VDE 0100 520
punt 6 mag voor de bekabeling
COM 1
L
N
P S N
COM1
L L'
L
N
P S N
DIM
L L'
tussen sensor en elektronisch
voorschakelapparaat een
meervoudige leiding worden
gebruikt, die zowel de netspan-
ningskabels als de regelkabels
bevat (bijv. NYM 5 x 1,52). De
stroomtoevoerkabel mag een
max. diameter van 10 mm
hebben. Het klembereik van
L
N
COM 2
L
N
P
L
N
1-10V
max. 100 mA
L
N
1-10V
+ –
L
N
L
P
N
P S N
COM1
L L'
COM1
L
N
P S N
DIM
1-10V
L L'
+ –
L
N
DIM
- 44 -
L
N
de stroomtoevoerklem is
voor maximaal 2 x 2,5 mm
geschikt. Bij de installatie van
een variant op de muur moet er
P S N
COM1
een veiligheidsschakelaar (16 A)
worden voorgeschakeld.
L L'
L
N
P
P S N
L L'
DIM
L
N
P S N
DIM
L L'
1-10V
max. 100 mA
L
N
P S N
1-10V
L L'
+ –
L
N
P
2
L
N
1-10V
+ –