Let, wanneer u de ontkoppeling van de functie met de knop R gebruikt, uitzonderlijk goed op het gebied achter de machine
wanneer u achteruitrijdt.
5.5.2 STOPPEN
U kunt het rijden van de machine, vooruit of achteruit, stoppen door geleidelijk uw voet van het rijpedaal te halen en vervolgens
het rempedaal in te trappen.
Wanneer u op het rempedaal trapt en de cruise-control is ingeschakeld, wordt deze automatisch in de neutrale stand gezet. De
remafstand is minder dan 2 m.
5.5.3 RIJSNELHEID EN GRASMAAIEN
} Over het algemeen geldt dat hoe natter, hoger en dichter het gras is, des te lager de rijsnelheid moet zijn. Wanneer de
machine rijdt op hoge snelheid of wanneer de machine zwaar belast is, wordt de rotatie van de maaimessen verminderd, is de
kwaliteit van het maaien minder en kan de uitwerpbuis verstopt raken. Stel onder dergelijke omstandigheden de motor in op
maximaal vermogen.
} Als het gras erg hoog is, moet het enkele malen worden gemaaid. Maai eerst op maximale hoogte en met een kleinere
maaibreedte, als dat nodig is. De tweede maal kan dan het gras op de gewenste hoogte worden gemaaid.
} Als u het maaimechanisme van 110 cm gebruikt voor mulchen, moet de snelheid heel nauwkeurig worden aangepast aan de
hoogte van de gemulchte begroeiing, zodat rekening wordt gehouden met de aanzienlijke belasting die deze stand voor de motor
betekent. Hoe hoger het gras, des te lager de rijsnelheid.
} Wij adviseren u te maaien in parallelle of gekruiste banen. Wanneer u een oppervlak maait dat u al eerder met de machine hebt
bestreken, neemt de effectiviteit van de messen toe en zal het gemaaide terrein er beter uitzien.
} Wanneer u rijdt over ongelijk terrein, kan de rijsnelheid wisselen.
Aanbevolen rijsnelheden van de machine uitgaande van de condities:
Conditie van de begroeiing
Hoog, dicht en nat
Gemiddelde condities
Lage, droge vegetatie
Rijden zonder dat het maaimechanisme is ingeschakeld
Aanbevolen snelheid
223
2 km/uur
3 – 5 km/uur
< 5 km/uur
< 8 km/uur