2
CONTROLEER VÓÓR EN NA GEBRUIK
Voor veilig rijden en een lange levensduur van het voertuig wordt aangeraden om:
1 Alle vloeistofniveaus te controleren.
2 Een correcte werking van de remmen en remblokken te controleren (pag. 62).
3 De druk, algemene conditie en dikte van de trede te controleren (pag. 70).
4 De juiste spanning van de spaken te controleren.
5 De kettingspanning te controleren (pag. 71).
6 De afstelling en de goede werking van alle flexibele besturingskabels te controleren.
7 Schroeven en bouten in het algemeen na te lopen.
8 Bij een draaiende motor de werking van de koplampen, achterlicht, remlicht, rich-
tingaanwijzers, controlelampjes en de claxon te controleren.
9 Het voertuig grondig te reinigen na gebruik op terrein (pag. 77).
INRIJDEN
Het inrijden duurt ongeveer 5 uur. Gedurende deze periode wordt aangeraden om:
1 De eerste toevoer uit te voeren met een brandstofmengsel tot 3%.
2 De olie vermeld in de tabel ''Aanbevolen smeermiddelen en vloeistoffen" op pag.
16 te gebruiken.
3 Tijdens de eerste 3 uur dat de motor draait mag maar tot 70% van haar potentie
worden gebruikt. Bovendien mag de snelheid niet meer dan 11000 toeren per
minuut zijn.
4 In de volgende 2 uren dat de motor draait kan tot 90% van haar potentie worden
gebruikt.
5 Het voertuig te gebruiken na de motor goed te hebben laten opwarmen.
6 Te voorkomen op constante snelheid te rijden (door te variëren in snelheid zullen
de verschillende onderdelen zich gelijkmatiger en in een korter tijdsbestek ordenen).
Deze procedures moeten telkens worden herhaald wanneer zuiger, zuigerveren,
cilinderblok, krukas of motoras worden vervangen.
LET OP: Na de eerste 3 uur of 15 liter gemengde brandstof de versnellingsbakolie
vervangen.
NL
33